m
Vnl. Zuid-Ndl. naam. In chr. tijd gevormd uit Lat. desiderium 'verlangen', dus ‘vol van verlangen'. Het was de naam van de laatste Lombardische koning van lt. Ook is het de naam van enige middeleeuwse heiligen: 1) Desiderius, bisschop van Langres 346; kerk. feestdag: 23 mei; 2) Desiderius, geb. ca. 590, in 630 bisschop van Cahors. Hij stichtte kloosters en wijdde kerken; gest. 655: kerk. feestdag: 15 nov.; 3) Desiderius (St.
Didier), aartsbisschop van Vienne ca. 595-606/7; gest. ca. 608; kerk. feestdag: 23 mei. De naam is reeds sinds de 3e eeuw in Fra. in gebruik (Dauzat); in 988 in Gent vermeld (Mansion). In Ndl. vooral nog bij r.k. in het z., vooral in o. Zeeuws-Vla. Reeds lang wordt beweerd dat Desiderius Erasmus een foutieve vertaling zou zijn van Geert Geertsen. Zijn doopnaam was echter Erasmus.
Hij noemde zich ook wel Erasmus Rotterdammensis, of Roterodamus. Desiderius voegde hij pas in 1496 aan zijn naam toe (zie Taal en Leven VII (1944), 91-93).