m
Hebr. 'de gezegende’, van baroch 'knielen, zegenen'. Naam van de vriend van Jeremia, die de openbaringen van de laatste opschreef en ze voorlas in de tempel en in het paleis van koning Jojakim. Vroeger was de naam wel in gebruik: Baruch vande Casteele (Schouteet 30), Baruch Hisquiau d'Acosta, geb. in Amsterdam, 1633 (Genealogia Da Costa, Gens N. XXII, 130).