m
Gri. ambrosios ‘ambrozijn, godenspijs', die de goden onsterfelijkheid verschafte, vandaar ‘onsterfelijk'. Vgl. de naam Athanasius. De heilige Ambrosius werd ca. 335 geboren in Trier, later werd hij bisschop van Milaan. Hij was een beroemd kerkleraar, organiseerde o.m. de liturgische kerkzang. Aan hem wordt (waarschijnlijk ten onrechte) de ambrosiaanse lofzang Te Deum Laudamus toegeschreven. Hij stierf in 397; kerk. feestdag: 7 dec. De naam Ambrosius was in Ndl. al vroeg populair: 1182 Ambrosius de Saxnem, priester.