Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Gepubliceerd op 19-12-2020

Amand

betekenis & definitie

m

Lat. amandus ‘lieflijk, beminnenswaardig’. De heilige Amandus, afkomstig uit Aquitanië, was apostel van de Belgen onder koning Dagobert. Hij predikte vooral in het gebied van Gent en is later waarschijnlijk bisschop van Maastricht geweest. Hij stierf ca. 680 in het klooster dat naar hem St.Amandsberg genoemd werd; kerk. feestdag: 6 febr. en 26 okt. Het is merkwaardig dat de naam Amandus in het bekeringsgebied van de heilige pas betrekkelijk laat opkwam. Socin vermeldt Amandus voor de Saargau in 718; Littger voor het Rijnland in 849, niet meer na 967 (hij ziet er dan ook een ‘angleichung’ uit een Germ. naam met am- en -nand in, blz. 194).

Leys heeft pas in 1225 een eerste voorbeeld gevonden, namelijk een geestelijke van de abdij in Gent, gesticht door Amandus. In Kortrijk ca. 1400 komt de naam 15x voor en eenmaal Mant (Debrabandere). In 1420 in Dordt Mandeken van Maldegen (SRD). In de 16e eeuw is de naam in het zuiden pas goed in gebruik, ook vr. vormen als Amandyne (Brugge 1549, Schouteet) komen dan op.

< >