Larussabini J Sabine 1819. Synoniem Xema sabini.
Arctische Meeuw die onze kust op de trek soms aandoet en die in afwijking van de andere Meeuwen een licht gevorkte staart heeft. In Albarda 1897 en Snouckaert 1908: Sabine's Vorkstaartmeeuw. Joseph Sabine (1770-1837) was een E ornitholoog, die de soort beschreef in de verzameling dieren die William Edward Parry (1790-1855) van zijn reis naar de Noordpool in 1818 had meegenomen. Hij noemde de soort naar zijn broer Sir Edward Sabine (1788-1883), natuur- en sterrenkundige. Met het geleidelijk toenemen der wn.en aan de kust der Lage Landen werd de oude N naam kennelijk te lang bevonden. Aangezien de naam vorkstaartmeeuw voldoende discrimineerde, werd Sabine’s weggelaten, i.t.t. de namen in veel andere talen: E/Am Sabine’s Gull, daarnaast de Am volksnaam Fork-tailed Gull, deens Sabinemage, noors Sabinemake, tsjechisch Racek Sabinitv, F Mouette de Sabine [Schlegel 1844] Sp Gaviota de Sabine, It Gabbiano di Sabine (Gabbiano a coda forcuta).Fries Swellesturtmiuw ← en de oude D naam, Schwalbenschwanz-Möve [Schlegel 1844] geven met 'Zwaluwstaart' het gevorkte aspect van de staart (wat overdreven) weer. De huidige D naam, Schwalbenmöwe, is vrijer maar vager. Voor de (mogelijke) betekenis van de oude wetenschappelijke naam Xema, zie sub Terek Ruiter.
ETYMOLOGIE N vork <mnl vorke (1240), voorke, forc (?<ohd furka of ?<oudf furcke, forque) <Lat furca (>It forchetta). Er is ook oudnoords forkr 'met ijzer beslagen stok' [VT]. Voor staart zie sub Staartmees. Voor Meeuw, zie aldaar.