Fringilla coelebs Linnaeus 1758 (1). Voor deze soort bestaan ook 'vollediger' namen zoals Boekvink, Maanvink, Schildvink ←.
Fries Skelfink ←. De korte naam heeft zich als soortnaam goed kunnen handhaven ondanks dat deze ook staat voor de naam (het begrip) Vinkachtige (='lid van de familie der Fringillidae') (2).Als znw. is vinken (verbogen vorm) in 1287 in de N literatuur aangetroffen, als (toe)naam van een persoon ("dodin vinc") in 1180 en 1264 ("vinke"), en als onderdeel van de plaatsnaam Vinchenbusch (=Vinkenbos in BB) in 1154 [Schoonheim2002; VT].
ETYMOLOGIE De naam wordt wel verklaard als een geluidsnabootsing van de bekende lokroep "pink" van deze soort. Lockwood 1993 veronderstelt dat idg *ping de zgn. Germaanse Klankverschuiving heeft doorgemaakt en zo tot ohd uinco (8e eeuw), finco (9e/10e eeuw), fincho (11e eeuw) (>DFink) en oudengels finc (>EFinch) is geworden. Hierbij gaan Klankwetten nr.7 en 6 op, maar Klankwet nr.9, die gezien Lat *pincio had moeten gelden, niét.
Een eventuele oerverwantschap van de germ namen met de romaanse woorden voor 'Vink', die met pbeginnen (F Pinson, Sp Pinzón (<volksLat *pincio) is dus taalkundig niet aan te tonen, evenmin als met de keltische namen zoals welsh Pink (waar de anlautende p niet had mogen staan; vgl. welsh llawn sub Volle Eend). In sommige E volksnamen staat echter ook de p (Pink, naast Pink-pink, Pink-twink en Chink), zodat hier sprake kan zijn van een hernieuwde onomatopoëtische benoeming in recentere tijden. {Officieel Evoor de Vink is: Chaffinch (letterlijk: 'kafvink'); vgl. de Nvolksnaam Kolfvink.} Vgl. bulgaars Tsjinka met E volksnaam Chink (beideklanknabootsingen). Estisch Vint vertoont aanvangs-V, zonder dat daar een Germaanse Klankverschuiving voor verantwoordelijk kan zijn, tenzij het een germ leenwoord is. Hongaars Pinty, Pinc en fins Peippo vertonen de aanvangsP. In sommige talen zijn de namen voor 'Vink' ingeleend, zoals zweeds Fink (<ouder finke) uit het nederduits [Suolahti].