Namen voor diverse vogelsoorten in de Achterhoek [Schaars 1989]. Het is in de eerste plaats voor de Klapekster (ook in Friesland Tunekster en in Groningen Tuinekster en Blaauwe Tuinvalk) en de Grauwe Klauwier (in Groningen Rode Tuinvalk), maar een bezwaar is dat deze soorten nauwelijks in tuinen voorkomen.
Voor de Bonte Vliegenvanger en de Grote Lijster, die soms ook Tuunekster genoemd worden, geldt dit bezwaar niet. B&TS 1995 menen dat het element 'tuin-' geïnterpreteerd moet worden zoals D Zaun: 'heg'. Schaars 1987 en 1989 noemt deze betekenis echter niet voor achterhoeks tuun/toen en bovendien kent het D geen naam *Zaunelster. Daarbij is zelfs 'heg' nog niet zo'n goede plaatsaanduiding voor de Klapekster en de Grauwe Klauwier (zij zitten veelal in doornstruiken zie ook sub Toarnhipper).ETYMOLOGIE N tuin <mnl tuun, thuun, tuyn, tuen, tün (Bern. c.1240) 'omheind stuk grond'; aanvankelijk de 'omheining' zelf (mnl tunen betekende niet 'tuinieren', maar: 'een omheining van gevlochten teen maken') <oudnederfr tun; fries tun <oudfries tun; saksisch toen (ook tuun en tuin) <oudsaksisch tün; D Zaun 'heining, schutting, hek'; ook: 'heg' (vgl. Zaunkönig 'Winterkoning') <mhd, ohd zun; E town 'stad' <oudengels tun 'omheining'; oudengels tynan 'omheinen'; hiervan vindt men getuigenis in de plaatsnamen zelf: London, Brighton etc.
In de keltische tak: oudiers dun 'burcht, versterkte stad'; gallisch dun, dunum in namen van steden zoals Verdun, Lyon (<Lugdunum). {Ook de N stadsnaam Leiden wordt door Stevenson 1984 verondersteld uit 'Lugdunum' te zijn ontstaan, maar dat is niet waar. De Vries 1962: Leiden <Leithen (1143) <Ledene (1109) <Leythen (1083) <Legihan (9e eeuw), misschien een schrijffout voor *Legthan. De betekenis van de oudste vorm hangt misschien samen met lede 'waterloop' (vgl. Warmonder Lee); BSP 1995: *lagithon = 'aan de wateren gelegen', waarbij -ith het mv. aangeeft; vgl. Bokt sub Boekvink.}