Anser serrirostris Swinhoe 1871. Synoniem Anser rossicus Buturlin 1933.
Eerder werd dit taxon als een ondersoort van de Rietgans ← beschouwd [DB 19: 22, 1997; ZVN 1999 p.42]. Broedvogel van de toendra's in Europees Rusland en Siberië, over het algemeen noordelijk van het broedgebied van de Taigarietgans ←.BENOEMINGSGESCHIEDENIS N 'Toendrarietgans' [Berg & Bosman 1994] <N Toendrarietgans [Oreel 1980] <N 'toendrarietganzen' [Voous 1960] <N West-Siberische rietgans [Van Dobben 1957] <N Westsiberische Toendra-rietgans [Kist 1956] ETYMOLOGIE toendra: N toendra (1856) (='mossteppe') <R TyHflpa tóendra (1691) <fins tuntur(i) [uitspraak: doendoeri] 'bergen (in het noorden), vlakke boomloze verhoging' of <laps tundar (naastduoddar) 'berg' [vDE].
Het fins en laps (=samisch) behoren, evenals het hongaars en het samojeeds, tot de oeralische taalfamilie. Dit betekent dat er in de idg taalfamilie niet gezocht hoeft te worden naar een vergelijkbaar woord voor tundar. Hetwoord toendra is één van de zéér weinige leenwoorden (via het R weliswaar) in onze taal uit die oeralische groep [Sijs 1998]. Daartegenover heeft het fins in een zéér vroeg stadium (al tussen 1500 en 1000 vóór Christus!) verscheidene woorden uit het (oer)germaans overgenomen, door contacten via de Oostzee (het fins, estisch, karelisch en wepsisch behoren tot de oostzeefinse talen), en ditleenproces ging ook door na voltooiing van de Germaanse Klankverschuiving, zodat deze finse leenwoorden nu dankbaar gebruikt worden om meer inzicht te krijgen in de (oer)germaanse taal.