Gepubliceerd op 16-11-2020

Steenloper

betekenis & definitie

Arenaria interpres (Linnaeus: Tringa) 1758. Aan de kusten der Lage Landen algemene soort van Steltloper, die hier echter niet broedt.

Meer dan andere soorten heeft de Steenloper een voorkeur voor stenige oevers, hetzij de talud van een stenen pier, hetzij oevers met kiezel. In IJmuiden (NH) lopen Steenlopers soms gewoon over straat (=havenkade).Voor meer over het element 'steen' zie sub fries Stienpikker.

BENOEMINGSGESCHIEDENIS Houttuyn 1763 (p.244) geeft er blijk van de soort niet uit eigen land te kennen. Hij geeft als N naam op: Tolk ←, vermoedelijk niet meer dan de vertaling van de wetenschappelijke naam (Lat interpres 'tolk'). Nozeman & Houttuyn noemen in deel III van de Nederlandsche Vogelen (1797-1812) Vlakkige Strandlooper (vlakkig 'gevlekt', vlak ='vlek'; voor synoniem plak, plek zie sub Plakker), evenals B&O 1822: "Tringa Interpres, L. De Tolk, vlakkige Strand-looper." B&TS 1995 (p.119) vermelden de naam Vlakkige Zand-loper, welke ongetwijfeld ook van omstreeks 1800 zal stammen. Het element 'zand' klopt niet zó mooi, maar is ws. ingegeven door de geslachtsnaam Arenaria van Brisson (1760) (Lat arena 'zand') [vgl. Wilms 001008,6].

Pas Schlegel 1858 komt met de naam als in het lemma ("De Steenlooper"), nadat hij in 1852 al "De gewone steenlooper" had gegeven. Hierin is het element 'gewone' meer systematischnomenclatorisch bepaald: in het geslacht Strepsilas ("De Steenloopers") is "Strepsilas collaris, Illiger" de enige soort. 'Gewoon' in de zin van 'veel voorkomend' is de Steenloper dan niet; Schlegel 1852: "Wordt op den trek, jaarlijks, maar in niet zeer groot aantal, aan de kusten der provinciën Noord- en Zuid-Holland waargenomen."

< >