Aegithalos1 caudatus (Linnaeus: Parus) 1758. Een Meesachtige vogel, die in veel talen genoemd wordt naar zijn lange staartveren.
Fries Langsturtmies, D Schwanzmeise, E Longtailed Tit, noors Stjertmeis, zweeds Stjartmes, deens Halemejse, ijsl Skottmeisa, F Mésange a longue queue, catalaans Mallerenga cuallarga, It Cincia codona, R Dlinnochwóstaja Sinitsa {voor R chwost zie sub Blauwstaart}, tsjechisch Mlynarik dlouhoocasy ('langstaartig molenaartje'). Tot de N volksnamen behoren Langstaartje en Pijlstaart (Haarlem) (en verder Iesbeer, Doodshoofdje, Ossenkopje en Moessien; ←. Lat cauda 'staart'.BENOEMINGSGESCHIEDENIS De naam van het lemma staat bij Houttuyn 1763 in zijn tekst en in zijn Bladwijzer (Staart-Mees gespeld), maar in de marge (p.598) vermeldt hij Langstaart; ←.
ETYMOLOGIE N staart <N steert [VK c.1618] <mnl steert, stert, staert, start; fries sturt <oudfries stert, stirt; nederduits Steert <mnd stert, start; D Sterz (naast het gebruikelijker Schwanz <mhd swanzen 'zwalken, heen en weer zwaaien') <mhd/ohd sterz, E start (alleen nog in vogelnamen zoals Redstart, verder vervangen door tail) (E start 'opspringen, starten' heeft een andere recente etymologie, maar is op afstand wel verwant) <middelengels stert <oudengels steort, noors/deens stjert (naast hale en svans), zweeds stjärt <oudnoords stertr. Buiten het germ (grondvorm *sterta-): Gr storthugx 'spits, slagtand', oudiers tarr 'staart' en litouws tursas 'achterste'. De idg wortel *sterd-, *sterdh heeft als basisbetekenis 'star, stijf' (wellicht moet men hierbij aan een opstaande staart denken). Op afstand verwant zijn Stork ← en struik (zie sub Struikrietzanger). Zie ook opmerkingen bij Kwikstaart.
1 Voor Aegithalos zie Wilms 970807,3 en in prep.
