Gepubliceerd op 16-11-2020

Roodpootvalk

betekenis & definitie

Falco vespertinus Linnaeus 1766. In de Lage Landen vrij zeldzaam doortrekkende soort van middelgrote Valk, waarvan de volwassen vogels (oranje)rode poten hebben.

Het volwassen ♂ is donker asgrauw van kleur, behalve de kastanjerode aansluiting van de poten aan het lichaam. De eerste wn. van deze soort in N was een ♂ op 20 mei 1901 bij Weert (L). Daarna zijn nog wel vele honderden exemplaren gevolgd (Eigenhuis 1995, het Vogeljaar 43(3): 120).Gezien de zeldzaamheid van de soort en het moeilijk waarneembaar zijn van de rode 'broek' en poten, zullen de namen Roodpootvalk en fries Readpoat-falk niet uit het volk zijn voortgekomen. Het is eerder een boekennaam, overeenkomend met D Rotfuflfalke en E Red-footed Falcon. Schlegel 1828 noemt hem Roodpootige Valk, wetenschappelijk Falco rufipes (Besecke 1792). Calkoen 1903: "Avondvalk of Roodvoetige Valk". Thijsse 1944 en Snouckaert 1908 noemen als officiële N naam Avondvalk ←. Het is de vertaling van de wetenschappelijke naam (Lat vesper 'avond' <Gr hespéra 'avond, het westen').

De soort vliegt graag tegen de avond om dan op insecten te jagen. Linnaeus 1758 kent de soort niet, en Houttuyn 1762 noemt hem (bijgevolg) ook niet. Wel is eens de soort vermeld in westeuropese literatuur over de Valkerij, en wel bij d'Arcussia in 1617 [Schlegel 1844 p.Iv]. Schlegel & Verster (1844-1853) hierover (p.37): "D'Arcussia is de enige auteur over de Valkerij, die deze soort noemt. Hij noemt hem "Falquet" en beschrijft vrij goed een exemplaar dat getoond werd aan het hof van Lodewijk XIII. "Niemand kende deze soort, die men spoedig dresseerde voor de Valkenjacht. Maar losgelaten op de plaats waar men de Kraaienjacht met behulp van de Valken uitoefende, vluchtte hij onmiddellijk"." Buffon (1770-1786) beschouwde de Roodpootvalk als een zwarte variëteit van de Boomvalk. Schlegel & Verster noemen de soort bij de F naam Faucon a pieds rouges, Schlegel 1844 echter Faucon Kobez en bij de D naam Rothfuss-Falke.

De F naam kobez is ws. ontleend aan een slavische taal, in welk taalgebied de soort broedt (d.w.z. van Slowakije en Servië naar het oosten), d.w.z. aan het pools (waarin Kobuz 'Boomvalk' en Kobczyk 'Roodpootvalk'), aan het R (waarin Kóbtsjik en Kobets 'Roodpootvalk' of aan oekraiens Kobéc 'Roodpootvalk, Valkensoort' [Wilms 960516; NEW 1992 p.240]). {De ww.en kopcic (pools voor 'roken, beroeten') en koptït’ (R voor 'roeten, walmen') verklaren de volksetymologische vorming van kroatisch Vjetrusa kopac ‘Roodpootvalk’ (het volwassen ♂f ziet eruit als ware het beroet) en R skobuskoje 'snel' verklaart de volksetymologische vorming van R (dial.) Skobuzok (naast Kobuzok) 'Boomvalk'. [Wilms 960516,6; Vasmer]} De genoemde slavische namen voor de Boomen Roodpootvalk lijken onderling nogal te verschillen, maar zij stammen op hun beurt vermoedelijk van oudf Hobé, Hobet 'Boomvalk, Zwemmer' (contra Eigenhuis 1995; het Vogeljaar 43(4): 162-163) [Wilms 960516,6; 961112,2]. Valkeniers hadden internationale contacten, waardoor veelvuldig lenen van Valkenierstermen (c.q. Roofvogelnamen) te verklaren valt. De geschiedenis van de onderhavige naam levert drie achtereenvolgende leningen op: eerst van N hobbelen naar F Hobelet, Hobereau, Hobet etc., toen van F Hobé, Hobet naar zowel E Hobby 'Boomvalk' (en E hobbledehoy 'slungel') als slavisch Kobets etc. (met 'slavische' aanvangsmedeklinker als in Gollandija 'Holland'), en tenslotte weer van het slavisch (Kobets, Kobéc en/of Kobuz) naar het F (Fauconkobez 'Roodpootvalk').

< >