Volksnaam in Drenthe voor de Blauwe en Grauwe Kiekendief ← [B&TS 1995]. Deze naam wordt opgegeven zonder plaatsaanduiding in Rynja 1983, p.40 en ZiK 1962.
Schlegel 1858, Albarda 1897 en Snouckaert 1908 noemen deze naam niet, evenmin als VPG 1983 (voor Groningen) en Boersma in ViF (19761979). Van Veldhuizen 1928 (p.124,128) geeft in zijn tekst er blijk van moeite te hebben met het onderscheiden van Grauwe en Blauwe Kiekendief. Aangezien beide soorten met enige regelmaat in Drenthe voorkomen (en dus ws. ook voorkwamen), is het begrijpelijk dat de naam voor beide soorten geldt (of gegolden heeft). Van Veldhuizen: "Onze aschgrauwe [kiekendief] is wat slanker dan de blauwe en onderscheidt zich met name door donkerder dwarsbanden op de staart en onder de vleugels. Daarom noemt men hem in Duitschland ook wel Bandweihe. Dit is een beter naam dan Wiesenweihe in onderscheiding van Kornweihe [Blauwe Kiekendief, letterlijk 'korenwouw'], omdat bij de Drentenaren juist andersom de Wiesenweihe roggevalk genoemd wordt.
En m.i. terecht, want ik zie hem meestal langs de esschen met rogge of langs de heiden strijken, meer dan langs de weiden, waar bij het Zuidlaardermeer de blauwe of ‘Kornweihe' zich meer thuisvoelt ... Den naam roggevalk juich ik zeer toe. Dat men hem in Drente [sic] geregeld ziet, als de rogge veelbelovend golft over de esschen, werkt psychologisch gunstig voor hem. Men is dan niet in de stemming om hem kwaad te doen. Het zou me niet verwonderen, als het ‘Olde Bruuk' medebracht, dat hij goed voor de rogge was, omdat hij er nu eenmaal bij behoort. Hij zal er dan ook wel heel nuttig voor geweest zijn in bedenkelijke muizenjaren. De Drentsche boer ziet hem met welgevallen over de stuivende rogge zweven, wat ik niet gaarne anders zou hebben."R Smit, auteur van het Woordenboek van het Drents van Dwingelo, berichtte mij (in litt. 960503) dat hem de naam Roggevalk geheel onbekend was. Het is dus kennelijk zo dat de naam niet overal in Drenthe werd gebruikt, of mogelijk is de naam (mét de Rogge!) inmiddels geheel verdwenen.
Het element '-valk' in de naam is ornithologisch gezien niet juist, omdat de Kiekendieven niet tot de Valken behoren. Maar het is wel aardig dat van alle Kiekendieven de Grauwe de meest spitse vleugels heeft; spitsheid der vleugels is ook een goed kenmerk van de Valken.
ETYMOLOGIE N Rogge (Secale cereale L.) <N ROGGHE (VKc.1618) <mnl rogghe, rog, rug(ge), rogge (Bern. c.1240 [VT]); fries rogge <oudfries rogga; oudsaksisch roggo; D Roggen <mnd rogge [NEW 1992], (<) mhd rocke <ohd rocko. E Rye <oudengels ryge; noors rug <oudnoords rugr (>fins/estisch ruis); zweeds rag. R rozj’ <oudslavisch ruzi; litouws rugiai (mv.), lets rudzis. Ws. stamt het germ woord uit het baltoslavisch, en dit op zijn beurt weer uit het thracisch. Daar is de naam echter niet gemakkelijk meer herkenbaar: briza. Uiteindelijk stammen naam en gewas ws. van de R (sarmantische of kaspische) steppen [NEW 1992; vDE].
De noorse landstreek Rogaland (in het zuidwesten van Noorwegen, bij de stad Stavanger) betekent 'rogge-land'.