Sterna caspia Pallas 1770. De 'reus' onder de Sterns.
De soort wordt in de Lage Landen wel op de trek waargenomen. Schlegel, die op 21 juni 1847 vier exemplaren op de Zijl bij Leiden waarnam (een der eerste wn.en in N), stelde in 1852 "reus-zeezwaluw" als naam voor (d.w.z. presenteerde deze naam cursief). In Albarda 1897 en Thijsse 1944 Reuzen-zeezwaluw. Kist 1954: Reuzenstern. De oude D naam luidde Riesenseeschwalbe [Schlegel 1844], waarnaar Schlegel zich mogelijkerwijs heeft gericht voor de N naam. Nu is het D Raubseeschwalbe. Ook deze naam heeft ws. als voorbeeld voor een N naam voor de soort gestaan: in 1915 gebruikte Van Balen de naam Roofzeezwaluw.E Caspian Tern, F Sterne caspienne, tsjechisch Rybakkaspicky, bulgaars Kaspijska Ribarka en de wetenschappelijke naam duiden op de Kaspische Zee en Transkaspië, waar Pallas de soort in groten getale aantrof.
De R naam Tsjegrava (>F Hirondelle de mer tschegrava) [Schlegel 1844] zou met een R plaatsnaam Tsjegrau te maken hebben, (vroeger) nabij de noordwestelijke oever van het Aralmeer [Coomans de Ruiter et al. 1947 p.120]. Deze plaats is echter op de beste atlassen niet te vinden! C Roselaar zegt dat 'tsjegrava' een verbastering van N Zee-raaf is. M Desfaye (in litt.) 'weet' dat tsjegrava een onomatopee is, net als serv.-kr. Cigra 'Stern'. Er zijn andere verklaringen, vanuit een altaï-taal [Wilms 960422,4/0501,3; 970416,3].
De Rus Ivan Lepechin (1737-1802) gaf de wetenschappelijke naam tschegrava, en eerder de naam Sterna tschagra. Wilms vond ook de spelling tsjagrava.
