Gepubliceerd op 16-11-2020

Pimpelmees

betekenis & definitie

Parus caeruleus Linnaeus 1758. Deze in geheel Europa bekende Mees heeft in heel veel talen zijn naam te danken aan zijn hemelsblauwe kleuren aan de kop (bijv. fries Blaumieske ← en E Blue Tit).

Mooie N en D volksnamen zijn ook Hemelmees en Himmelmeise. Ogenschijnlijk geldt dat ook voor de officiële N naam indachtig het woord pimpelpaars; maar paars is zeker niet de kleur van de kop van de Pimpelmees. vDE 1993 en VT 2000 veronderstellen dat pimpelpaars (1622) mogelijk integendeel van de naam van de Mees is afgeleid, of anders van het ww. pimpelen ‘alcohol drinken' (1693) waarvan men een paarse neus krijgt.Een ander zeer bekend fenomeen aan deze vogel is zijn "belletje" of "zilveren lachje", een serie snel opeenvolgende tingelende geluidjes, die hij laat horen bij alarm, zoals bij een naderende Sperwer, of als zang in het voorjaar. Thijsse 1944 geeft het weer als "pim im im im im im im". Naar dat geluid is de naam in het lemma gegeven; het is een halfonomatopee (zie etymologie).

BENOEMINGSGESCHIEDENIS De oudste vindplaats van de N naam is in de Nomenclator (='woordenboek', letterlijk 'naamnoemer') van Junius uit 1567; de spelling is dan: Pimpelmeese [VT; Suolahti]. Middelrijns Pimpelmeyfi is ouder, staat nl. in Longolius 1544. De Bo 1873/1892 noemt vlaams Pimpermeeze [vgl. Wilms 951014]. InKiliaan 1599: "Pimpel-meese. Parus minor, parus caeruleus." Houttuyn 1763 voert in zijn Bladwyzer alleen de naam Pimpelmees, maar in de marge van p.596 noemt hij hem Pimpeltje. De tekst over de soort begint zo: "Deeze wordt, gemeenlyk, de blaauwe of kleine Mees getyteld, en de Switzers noemen hem zelfs Blawmeiss, doch de Duitschers, in 't algemeen, Meelmeiss of Pimpelmeiss, gelyk wy hem ook Pimpelmees of Pimpeltje heeten."

B&O 1822: "De blaauwe Pimpel of kleine Mees."

Het feit dat er in het D meer variaties op de naam zijn, veronderstelt dat de naam Pimpelmees uit het D afkomstig is. Danneil 1859 noemt altmärkisch pümpelmêsk [Suolahti; NEW] (maar daar ='parus major', de Koolmees dus) en Wüst 1970 noemt D Pimpelmeise, Bümpelmeise, Pumpelmeise, Pimpelmees(e).

ETYMOLOGIE Voor het naamsdeel -mees zie sub Mees. Het eerste element van de naam is ws. het nederduitse ww. pimpeln, waarbij vDE 1993, NEW 1992, VT 2000 en B&TS 1995 de betekenissen 'zwak of teer zijn'1 en 'klagen' in verband brengen met de vogel. Deze zienswijze wordt terecht bestreden door Wilms [951014,2]. Hij wijst erop dat Grimm 1854/1954 bij dit ww. opgeeft: "eigentlich wie eine Schelle fortwährend klingen" ('eigenlijk als een belletje voortdurend klingelen'). Dit is mooi van toepassing op het geluid van de Pimpelmees. E Tinnock geeft het ook weer, meteen ander woord.

D bimmeln 'tingelen etc.' staat qua formatie dicht bij pimmeln, wat een synoniem is voor pimpeln (met een affectieve tweedep); ongetwijfeld ligt dit dicht bij de bron voor D Bümpelmeise. D pimpern (synoniem klimpern) 'tjingelen, klapperen' dringt zich op bij vlaams Pimpermezeke. Van hetzelfde ww. is D Pimpernuß 'pimpernoot, pistache' afgeleid; daarnaast komt het synoniem Pimpelnuß voor. 1

1 De betekenis 'zwak of teer zijn' (en dientengevolge veel 'klagen over z'n gezondheid') is wél van toepassing op pimpelmees 'zwak meisje, zwak mannetje'. Deze twééde betekenis van pimpelmees kende Kiliaan reeds: "Homuncio debilis, imbellis, imbecillus" [Wilms 951014,2]. Daarnaast heeft pimpelmees nu een derde betekenis: die van 'drinkebroer'.

< >