Algemene, uitsluitend in het N voorkomende benaming voor de leden van het geslacht Puffinus. Voor het element -stormvogel zie onder Stormvogel.
Het element pijl zit ook in terschellings Pylmiuw (=Noordse Pijlstormvogel) [B&TS 1995]. Deze naam veronderstelt dat de naam is gegeven door ‘het volk', maar dan in dit geval door vissers op zee, of eventueel andere zeevarenden. Juist deze mensen konden vanaf hun boot goed vaststellen (i.t.t. de waarnemers vanaf de kust, die ws. zelfs nooit Pijlstormvogels zagen) dat de vogels, vaak zonder hun vleugels te bewegen, zich snel door het luchtruim vlak boven zee konden verplaatsen. Deze motivatie wordt gesteund door het friese ww. pylje 'flitsen, pijlsnel schieten'. Inderdaad werden Pijlstormvogels door niet ter zake kundigen "miuwen" of "mokken" (letterlijk ='Meeuwen') genoemd. Dat het vliegsilhouette van deze vogels met het eerste element van de naam te maken zou hebben, is minder waarschijnlijk.
Dit zou beter gekund hebben als de naam was geweest *Pijl-en-boogstormvogels. Evenmin zal de meestal karakteristieke (op en neer golvende) vliegbaan aan de naam ten grondslag liggen: een pijl verplaatst zich immers langs een strakke lijn.Schlegel 1852 spelt: pijl-stormvogel. B&O 1822 noemen deze naam niet; "Procellaria Anglorum, Temminck (de Noordse Pijlstormvogel) heet bij hen: "De Engelsche Onweersvogel".