Volksnaam voor de Staartmees in Brabant, Waasland en Belgisch-Limburg1 [WBD; Joos 1900; WVD 1996; WLD1; Swanenberg 2000] met vele varianten zoals Oeseboel, Oeseltje, Ossenbolleke, Ossebolleken, Nossebolleke, Ossenhuke (Ossenhoofdje), Osseneuke, Mossenheuke, Ossenblokje etc. Het tweede deel van de ss.: -euke <heuke <*heufdeke <'hoofdeke', waarvoor ook de synoniemen -bolleke en -kopke).
In Noord-Brabant (verspreid) wordt de naam ook gegeven aan de Koolmees en aan de Pimpelmees (en ook één keer aan de Zwarte Mees) [WBD p.96, 99, 100 en 103]. Volgens vD 1904/1970 werd Ossekopje gebruikt voor de "zwartkopmees (Parus palustris)", welke informatie nog van Schlegel 1858 stamt ("in Noord-Brabant Ossenkopje" (p.251)).Het is onduidelijk hoe de relatie van veel vogelnamen met de Os 'jong gesneden Stier of Bul' is ontstaan. Mogelijk is er een relatie met brabants Paternosterbolleke (Winterkoning; vogeltje zo groot als een paternosterkraal met eventueel nog een eindje snoer eraan; zeer treffend beeld!) >*Nosterbolleke; via metanalyse > Ossenbolletje (=Staartmees) en Oksterbolletje ( = Staartmees; letterlijk'ekster-bolletje') [S&S 1998 p.88]. Verbastering uit F Hoche-queue, via waals Ossetcheu is een andere mogelijkheid [Swanenberg 2000 p.179], waar echter de zeldzaamheid van Ossenkneu ← tegen pleit.
Dat bestaande namen tot 'Os(se)-' verbasterd werden, is niet uit te sluiten (in sommige gevallen), maar de grote verbreidheid van Osse- en ook Koeiein vogel- en plantennamen, ook in andere talen, waar het woord heel anders, maar de betekenis dezelfde is, kan ook op originaliteit duiden [Wilms 970606,4]. Vgl. ook D Ochsenäugle (zie Ossekeuninkien) welke naam goed te verklaren is (de vogel is zo groot als een Ossenoog). Zie ook Ossenkneu.
1 WLD geeft Ossekopke één keer op, te weten voor Weert (L), maar daar zou het de naam zijn voor de Matkop. Ossenbolleke en de ontronde vorm Ossenbelleke worden vier keer vermeld voor de Staartmees in BL. Daarnaast nog één keer Ossenblokje (ws. met metathesis van de l).