Algemene benaming voor drie tropische, donkere Sternachtige vogels Anous minutus, A. stolidus (Linnaeus: Sterna) 1758 en A. tenuirostris, die tot op heden nog nooit in de Lage Landen zijn waargenomen. Evenals de wetenschappelijke namen Gr Anous 'dwaas' en Lat stolidus 'dwaas' betekent ook E Noddy weinig vleiends: zoiets als ‘onnozele hals'.
De motivatie hiervoor is het weinig mensenschuwe gedrag; de vogels lieten zich soms (door zeevarenden) zo maar pakken, waarna ze werden opgegeten. Ook de E naam Booby (<Sp bobo 'dom, naïef') is zo te verklaren, en de N namen Dodo en Gek, mogelijk ook Kaugek en zuid N Zeezot ←.Van West-Zanen 1601/1603 voert de N naam Mallemeuw ('malle Meeuw') voor (ws.) de Noddy op St. Helena: "De Scheepvaarders hebbense, om datse haar met de handen lieten grijpen, Mallemeuwen genaamt." [Swaen 1941 p.74] {De friese 'vertaling' hiervan is Mallemok ←, die later voor de Noordse Stormvogel is komen te staan. Een dergelijke verschuiving van betekenis zien we ook bij de vogelnaam Burgemeester ←.} Aangezien Linnaeus 1758 de soort noemt, wordt hij ook behandeld in Houttuyn 1763 (p.154). Deze geeft hem de N naam "Amerikaansche [Zee-Zwaluw]" en zegt verder: "Van veele Schryvers wordt deeze de malle Mosch geheten, om dat zy zig met de Handen laat grypen ... De Engelschen noemen hem Noddy en de Franschen Diable of Diablotin." Schlegel 1844 noemt D Gemeiner Noddi en F Noddi commun. Van Balen 1915 gebruikt de naam Noddy als N naam voor de soort; ook wordt door hem een zekere dr. Schnee geciteerd, wie Domme Zeezwaluw in de mond gelegd wordt.
ETYMOLOGIE E Noddy: WNCD 1980: ws. afkorting van verouderd noddy-poll = hoddypoll 'onhandige knoeier'; Weekley 1967 daarentegen: ws. troetelnaam voor de eigennaam Nicodemus <F Nicodème (1662) (=naam van een farizeeër, die onnozele vragen stelde aan Jezus; Joh. 3:1,10); ook F nigaut (1500) 'domkop' <Nigodème (=Nicodème). De 'vlaamse tegenhanger' is wellicht Klaai ←.