Gepubliceerd op 16-11-2020

Middelste Bonte Specht

betekenis & definitie

Dendrocopos medius (Linnaeus: Picus) 1758. Qua grootte de middelste van de drie soorten bonte Spechten (Bonte Spechten, ←) die de Lage Landen rijk zijn.

In N is de Middelste Bonte Specht zeldzaam.Schlegel 1852 vermeldt de naam cursief (en met kleine letters); over het voorkomen in N dan: "In Noord-Brabant waargenomen (VERSTER)". In Schlegel 1858 staat dezelfde naam en over het voorkomen: "In ons land werd hij eenige malen in Noord-Brabant en in Gelderland, nabij de grenzen van Duitschland waargenomen." Houttuyn 1762 noemt Linnaeus' 11e Specht, "Picus medius", de Middelbaare [bonte Specht]. Uit zijn tekst blijkt niet dat hij hem zelf kent. Bovendien citeert hij Rajus, die een bepaalde gedraging van de soort beschrijft. Rajus was een Engelsman, en in Engeland kwam en komt de Middelste Bonte Specht niet voor. De soort wordt ook gegeven in NV deel IV p.347 (1799 en/of 1826).

Jonston 1660 geeft op Tab.41 de europese Spechten verrassend 'compleet'. De namen van de drie 'bonte' Spechten luiden: "Picus Varius Minor", "Picus Maior Bundter Specht" en "Picus Varius Elster Specht Gras Specht". Deze laatste zou dus de Middelste Bonte Specht kunnen zijn, en zelfs de afbeelding is voor die tijd niet onaardig. De Rotskruiper en de Wielewaal worden op deze Tabula ook onder de Spechten gerekend en benoemd!

De oudste vindplaats van een vogelnaam met middel/mittel is Gesner 1555, die de D naam Mittel-Ent ( = 'Krakeend') krijgt doorgespeeld van zijn correspondent Georgius Fabricius (15161571) uit Meißen [HG]. Het woord middel, maar vooral middelst, is enige tijd tamelijk productief bij de vorming van N vogelnamen. B&TS noemen ook nog: Middelst Porseleinhoentje, Middelste Hertog, Middelste Klapekster, Middelste Meeuwjager en Middelste Strandloper.

ETYMOLOGIE middelste: N/mnl middelst(e) is een (oneigenlijke) overtreffende trap van het bnw. middel; dit komt vrijwel uitsluitend in samenstellingen voor (bijv. middelnederlands, middelgroot); fries middelst, middenst; D mittel (bnw.) <mhd mittel <ohd mittil; E middle <oudengels midd(e) (hier ook superlatieve vormen middlest [Weekley 1967]); zweeds mellerst (ws. ookweer overtreffende trap vanmedel)

Lat medius (bnw.); Gr péooQ mésos; <idg *medhios.

< >