Gepubliceerd op 16-11-2020

Lytse Wylp

betekenis & definitie

Officiële friese naam voor de Dunbekwulp ← [Boersma 1972]. De Vries 1912 gaf een "?" waar de friese naam voor de soort had zullen staan en De Vries 1928 liet de naam van het lemma nog delen tussen Dunbekwulp en Regenwulp.

Na het ene doodgevonden exemplaar van 15 (of 16) januari 1925 is de Dunbekwulp niet meer in Friesland gezien (zelfs in heel N nadien alléén een doodvondst op 23 januari 1947 in NH), zodat de huidige officiële friese naam een boekennaam moet worden genoemd. De keus van de naam is matig geslaagd (fries lyts ='klein'), want de Dunbekwulp is maar marginaal kleiner dan de Regenwulp; de dunnere snavel is (/was) een beter kenmerk. Zie ook sub Gevlekte Wulp.Ljip Officiële friese naam voor de Kieviet ← [Boersma 1972]. Ook Leep, Liip, Lip, Lyp (of Kivyt). Zie kaartje in ViF p.445. Albarda 1897 spelde "Ljiep" (p.74). Leep wordt gevonden bij Burmania 1614 [ViF p.75] en Baardt 1640 [ViF p.972], Ljeap bij Gysbert Japicx 1640-1650 en Dykstra 1903 [ViF p.444]. De naam komt ws. overeen met het element Lapin E Lapwing.

ETYMOLOGIE Arhammar (in litt. aan Wilms 990412,2) denkt aan een betekenis 'kuif', maar geeft vervolgens geen bekend woord waaraan die betekenis te hechten valt. Lockwood 1993 nam de uitgangsbetekenis 'kuif' van Arhammar over en construeerde daar germ *laipiz bij. Mogelijk is dit woord ontstaan met een schuin oog op Gr lóphos 'haarbos, kuif'. Echter, er is germ *lapa waarbij N lap en oudnoords leppr 'haarlok, lap van een kleed' behoren [NEW; VT; AEW; FWH]. Als ingweonisch verschijnsel kunnen uit germ a en a door palatalisering in het oudengels ® en in het fries e ontstaan [Hutterer 1999 p.199, met als voorbeeld gotisch stafs 'staf', oudnoords stafr en ohd stab naast oudfries stëf en oudengels stxf].

Dit zelfde verschijnsel kan verantwoordelijk zijn voor zowel oudengels Lxpiwince (8e eeuw) als oudfries Leep uit germ *lapa. De friese naam voor de Kieviet (Leep >Liip en Ljip) is dan te verklaren als pars-pro-toto: de vogel is genoemd naar een deel van zijn wezen, te weten de kuif. In de E naam wordt aan het woord voor 'kuif' iets toegevoegd, te weten wince, waarmee aangegeven zal worden dat er iets met die kuif gebeurt. Dat "iets" kan 'wenken' zijn, maar ook 'wapperen in de wind' (E wince =o.a. 'rillen'). Het laatste is meer in overeenstemming met de biologische werkelijkheid.

Helgolandfries Leap 'Hop' is eveneens een naam voor een vogelsoort1 met een kuif. Het is goed denkbaar dat deze naam zijn eigen zelfstandige geschiedenis heeft. (Op Helgoland noemen ze de Kieviet: Kiwit [De Vries 1912] of Kiwiit [De Vries 1928]). Het is echter ook denkbaar dat helgolandfries Leap lange tijd voor de Kieviet gestaan heeft en later op de Hop is overgegaan; de Hop is nl. niet een soort die overvloedig op Helgoland aanwezig is (geweest). {In sommige etymologische verklaringen wordt verband gelegd met oude ww.en voor 'lopen', zoals oudfries hlapa 'rennen', oudfries hlapia 'springen', ohd hlouffan, gotisch hlaupan 'rennen', oudengels hleapan >E leap 'springen' (vgl. fries ljeppe '(polsstok)springen'). In dit geval zou dan het benoemingsmotief het (vlugge) lopen, dat Kievieten eigen is, geweest moeten zijn. Maar het vocalisme klopt hier niet mee. Bovendien wordt de uitleg van de E naam dan problematisch: ‘loperwenker'.} In E Lapwing is van enige volksetymologie sprake. Dit heeft dan vooral betrekking op het tweede deel-wing [Lockwood 1993].

Wilms (in litt. 990412 en 030202) had aanvankelijk liever dan ‘kuif' de betekenis ‘vleugel(s)' ingevuld: oudengels Lxpiwince zou dan de ‘mooie' combinatie: ‘wenker met de vleugels' opgeleverd hebben (slaat op de zwenkende baltsvlucht van het ♂ in het voorjaar en het afwisselend wit en zwarte beeld dat de bewegende vleugels geven). Maar de friese naam zou dan problematisch geweest zijn, omdat namelijk het stukje 'wenken' daaraan ontbreekt. En als betekenis voor germ *lapa of daarvan afgeleide woorden is ‘vleugel' niet te vinden; men moet dan de vrijheid nemen de vleugels van de Kieviet als ‘lappen' te zien.

{Boersma (in ViF 1976) werpt de vraag op in hoeverre het woord Ljip een geluidsnabootsing kan zijn, en noemt het friese ww. liepe ( = 'roepen als een Kieviet'). Eerdergenoemde verklaring doet vermoeden dat geluidsnabootsing hooguit de klank van het woord Ljip wat beïnvloed zal hebben. Liepe is ws. wel secundair aan Ljeap, dus een zgn. denominatief. Een andere zaak is het natuurlijk met de naam Kieviet en vele dergelijke benamingen (bijv. E Pewit, Peewit, Peeweep, D Piwek, Piwitz, Sifitz, Ziefitz of R Tsjibis); dit zijn wél onomatopeeën.} De elementen Ljip en Leep komen in het fries ook voor in volksnamen voor de Scholekster (zie onder Lieft). [Wilms 970519,4/6; 990412,2] TOPONIEMEN Lipencomp (1431), oppe Lieppen (1543), tenzij hier de landmaat ljippen ('zoveel land als met een lopen ('inhoudsmaat voor graan') kon worden ingezaaid') bedoeld is [ViF p.74].

1 Arhammar noemt helgolandfries leap 'jaspand, slip van een rok' verwant. Ongetwijfeld gaat dit woord terug op germ *lapa. Leap is de overgangvan [lep] naar [lip].

< >