Naam voor de Roerdomp in de Achterhoek en in Twente [Schaars 1989; B&TS 1995]. Er zijn vele varianten.
De oudst-bekende attestatie is uit Tadama 1839: "As den ieperon zeuven maal blös, loopt de beeste in 't volle grös" [Schaars 1983; 1989]. Albarda 1897 spelt Iperom. Voorts Iepron, Ieprom, Ieverzomp en Ieverzumpe [Schaars 1989; B&TS]. Ook voor het Woudaapje schijnen deze namen soms gebruikt te zijn geweest [Schaars 1989]. Wüst 1970 vermeldt de (ws. aangrenzende) D volksnamen Iprump en Ikrum. Overeenkomen in klank doet ook Ridump, maar het eerste element hierin zal een variatie zijn op N 'Riet' (vgl. sub Raidomp en Reiddomp).ETYMOLOGIE Het mooist zijn zuiver onomatopoëtisch karakter toont D Iprump; vergelijk de weergave van de baltsroep van de Roerdomp in geschrift: "ü-humb" [HVM 1 1966] en "uprumb" [BWP 1977]. Sommige variaties zullen misschien door volksetymologische overwegingen zijn ontstaan; daarbij passen interpretaties als "ergens in het drassige terrein" voor Ieverzomp [B&TS] en "ieperig 'zwaar tobbend' hoort vermoedelijk bij Ieperon" [B&TS].