Gepubliceerd op 16-11-2020

Kuifleeuwerik

betekenis & definitie

Galerida cristata (Linnaeus: Alauda) 1758. Leeuwerik ← is de algemene naam voor enkele soorten Zangvogels, waarvan de Veldleeuwerik ← de bekendste is.

Daarnaast broeden in ons land de Kuif- en de Boomleeuwerik, terwijl de Strandleeuwerik een wintergast is. De Kuifleeuwerik onderscheidt zich van de andere door het bezit van constant opgerichte kruinveren, in de vorm van een spitse kuif (maar de Veldleeuwerik kan ook een kuif opzetten). Zie ook Kopier en Kobleeuwerik.Fries Tufljurk, gronings Toplaiwerk, D Haubenlerche, E Crested Lark, F Cochevis huppé; in al deze namen wordt het bezit van een kuif uitgedrukt, maar telkens is het woord hiervoor anders en niet etymologisch met kuif verwant. Hetzelfde geldt voor Galerida (een drukfout voor Galerita) <Lat galeritus <Lat galerus 'kuif, muts, pruik' <Grgaléè 'Wezel, helm van Wezelvel' en cristata <Lat crista 'kuif, pluim of kam op de kop van vogels' [meer bij Wilms 020529]. Sp Cogujada en catalaans Cogullada <Sp/catalaans cogulla 'kovel, kap' zijn niet alleen in betekenis, maar ws. ook in etymologische zin verwant. Zie verder voor de etymologie van kuif onder Kuifaalscholver. Zie verder sub Leeuwerik. Zie ook de volksnamen Kokkelevi en Koppier.

< >