Gepubliceerd op 16-11-2020

Kornuut

betekenis & definitie

Volksnaam voor de Kneu in een niet nader gepreciseerde plaats van het land [B&TS 1995]. Albarda 1897 geeft de naam op voor de Groenling in Groningen, maar VPG 1983 (p.50, 346) bevestigt slechts het voorkomen van de naam Kernuut ← voor de Kneu. vD 1904 geeft Kornuit als naam voor de Groenling en onder Vlasvink vermeldt deze bron: "zekere vogel met fraaie geelgroene vederen; hij wordt ook greenling, groenvink, grunsel en kornuit geheeten." In vD 1961 is dit artikel aangepast: de naam Vlasvink is er één voor Groenling en/of Barmsijsje geworden (wat wegens de kleur m.b.t.

Barmsijs niet kan kloppen).Kernuut en Kerneutje zijn varianten van Kornuut of Kornuit, waarbij het fenomeen van vortoniges a (enigszins) speelt: de klinker van de eerste onbeklemtoonde lettergreep varieert doordat de daarop volgende lettergreep de klemtoon heeft; mnd karnat 'kornuit, makker' is ookbekend.

De betekenis van de vogelnaam is vermoedelijk dezelfde als die van mnl cornuut, cornuyt, namelijk "sukkel, kinkel, vlegel" [MH 1932]. Dit is daarom zeer aannemelijk, omdat vogelnamen dikwijls scheldnamen zijn en omgekeerd zijn vogelnamen dikwijls tot scheldnamen voor personen geworden. In het geval van de Kneu zijn er in het bijzonder een aantal notoire scheldnamen te vermelden: Heikneuter en Tukker. De mening van B&TS 1995 (p.250, 252) dat de vogelnaam juist een "vriendelijke" is, staat daar lijnrecht tegenover.

ETYMOLOGIE N kornuit 'makker, kameraad' (soms nog met ongunstige bijbetekenis) <mnl cornuut, cornuyt, cornuit (1285), cornut (c.1265) 'boer, sukkel, pummel, vlegel, kinkel' [MH; NEW; VT] fries kornut 'kornuit', kenatsjes, kornütsjes 'kornuiten'; mnd kornüt(e),karnüt(e). <Lat cornutus 'gehoornd', wat te maken kan hebben met een oud gebruik in het vroegere handwerksgilde dat de nieuweling horens droeg [NEW], ofwel het verwees naar de 'gehoornde' (=bedrogen) echtgenoot, ofwel het was een aanduiding van een gemijterde ('gehoornde') bisschop, ofwel het was een scheldwoord voor 'homosexueel, verrader, ketter' [vDE]. Via het eerstgenoemde verband kunnen de betekenissen 'collegialiteit/kameraadschap' enerzijds en 'sukkelachtigheid' anderzijds zijn ontstaan.

< >