Gepubliceerd op 16-11-2020

Koekoek

betekenis & definitie

Cuculus canorus Linnaeus 1758. De naam van deze vogel is hét voorbeeld van een onomatopee of klanknabootsing, hoewel de sonogrammen van het Koekoeksgeluid en dat van door de mens uitgesproken "Koekoek" enorm verschillen [med.

Roy Slaterus].Ook zal de wetenschappelijke naam (Lat Cucul(l)us =Koekoek) onomatopoëtisch bedoeld zijn. Fries Koekoek.

D Kuckuck <mhd gugguc; schwyzerdütsch Guggu(g), (Gu)Gugger; E Cuckoo <middelengels cuccu ("Sumer is icumen in, Lhude sing cuccu!" c.1240). Kymrisch (welsh) Cwcw is misschien geleend uit het E. F/mf Coucou (eind 12e eeuw); provengaals Couguou (ook Cogu, Coucu, Couguiéu(r)); catalaans Cucut; Sp Cuco; portugees Cuco; It Cuculo; raetoromaans Cucu; roemeens Cuc. R Koekoesjka; tsjechisch Kukaüka; pools Kukulka; bulgaars Koekoevitsa; serv.kr./sloveens Kukavica. Gr/nieuwGr Kókkux; albaans Qyqja. Oudindisch Kokila. Buiten het idg: baskisch Kuku, estisch Kagu, fins Kaki, hongaars Kakuk, turks Guguk.

vD 1961/1970 noemt als gewestelijke naam ook Koekuit (vD 1904 kende Koekuit nog niet als vogelnaam), evenals WVD 1996 (kaartje op p.117). Koekoet in Vlaanderen [WVD p.117; Thijsse 1944]. Houttuyn 1762 spelde Koekkoek. De VK: "KUYCKUCK, KUYCK-KUYCK. sicamb. J. KOCK-KOCK. Cuculus." In het mnl: Cockuut, cockuyt, cucuut, kukuut, cochuut, coecoec, coccoec, coccuuc, cucuuc, cuycuyc ← [MH 1932; vDE 1993; NEW 1992]; cuccuc (c.1240) [VT2000].

Daarnaast noemt NEW ook mnl Gooc, welk verband houdt met een oudere germaanse naam voor deze vogel, die niet zo strikt onomatopoëtisch is, in die zin dat niet exact het vogelgeluid wordt weergegeven, maar dat de naam verband houdt met een ww. dat in het algemeen 'roepen' of 'schreeuwen' betekent (zie bijv. sub Reiger). De grens tussen zuivere onomatopee en halfonomatopee is echter vaak niet goed te trekken. De namen waar het hier om gaat zijn: zweeds Gök, deens G0g, noors Gj0k, nynorsk Gauk, ijsl Gaukur, ferös Geykur, E volksnamen Gawk, Gowk (o.a. in Dorset, Yorkshire en Schotland) <Gouke (Holme 1688) <Gowke (Turner 1544), alle <oudnoords gaukr; daarnaast middelengels Yek <oudengels geac. Verder mnd gok, oudsaksisch gak, gok en ohd gauh. Lockwood 1993 betrekt daarbij uit de keltische talen welsh Cog, iers Cuach en de volksnamen Gog, Gok in Cornwall als mogelijk restant van het cornish, en vat het element op als één noot van de koekoeksroep. NEW 1971/1992 echter verbindt met westfries geije 'roepen', oudengels giegan en oudnoords geyja 'schreeuwen, blaffen' (AEW 1957 nog niet!), litouws gauti 'schreeuwen', Gr góos 'geschreeuw, weeklacht' en oudiers guth 'stem' en ziet de naam dus als half-onomatopee. Zie ook sub Koet.

In het licht van deze dubbele mogelijkheid valt ook niet goed uit te maken, waar roemeens Cuc bij moet worden ingedeeld. Het is misschien ook nog mogelijk dat een aanvankelijk zuivere tweedelige onomatopee al in vroeger tijden was 'afgesleten' tot een éénlettergrepige naam voor de vogel. Hetzelfde zien we tenminste ook bij sommige namen (zoals F Caille) voor de Kwartel, welke als zuivere onomatopee met drie lettergrepen begonnen moeten zijn. Tenslotte moeten ook nog de letse en litouwse namen Dzeguze en Gegute (=Koekoek) genoemd worden, die drielettergrepig zijn. Inderdaad laat de Koekoek soms in opgewonden stemming een driedelige roep horen. Dit gebeurt vergeleken met de normale tweedelige roep niet vaak, maar in het bovenstaande hebben we al met meer driedelige namen voor de vogel kennis gemaakt.

De klankwetten van de Germaanse Klankverschuiving die hier van toepassing zouden moeten zijn (nr.6, uitgaande van een g in het idg en een k in de germaanse talen en nr.9, uitgaande van een k in het idg en een h in de germaanse talen) gaan voor het grootste deel niet op; de reden is ws. een constante herbenoeming van de vogelnaam naar het Koekoeksgeluid, dat, naar we aannemen, door de eeuwen hetzelfde is gebleven. Met één of meer h's is er trouwens helemaal geen naam voorradig, of het zou *hoehoe of iets dergelijks moeten zijn; bij een naam als D Uhu 'Oehoe' zou men dan misschien kunnen overwegen dat het ooit de naam voor de Koekoek is geweest.

De Koekoek vervult, vanwege zijn opvallende roep, allerwegen een buitengewoon grote rol in het volksgeloof; zie daarvoor G&G 1989 p.277-320.

< >