Gepubliceerd op 16-11-2020

Kale Kadotter

betekenis & definitie

Volksnaam voor jonge Spreeuw [ziK]; ookwestfries Kalekadotter, kalekadodder, kalkedotter en kalkedodder 'pas uitgebroede vogel, bijv. een Duif of Spreeuw' [Pannekeet 1990]; Kollekedotter op Texel [Dijksen 1992]. vD 1970: "kadodder 1. (gew.) pas uitgekomen, uit het nest gevallen vogeltje; 2. (Zuidn.) klein of onbenullig persoontje; 3. spotnaam voor klerikaal".

Desnerck 1972 noemt het woord ook in de betekenis van 'pas uitgebroed vogeltje' te Oostende (WVl) [WVD 1996 p.20].Fries kealekonter, kealkont 'jong van een Spreeuw' [Zantema 1992]. Kale Dotter (Gr); Doddekonte (Ov.) [B&TS 1995].

ETYMOLOGIE De friese benaming zou op zichzelf kunnen staan: een vogel met een kale kont. Maar dit zou ook een verbastering kunnen zijn van de andere benamingen waarin 'dotter' is vervormd tot 'kont'. In ieder geval is de naam Kealekadotters in het fries bekend [ViFp.1374].

Voor het element dodder meent NEW 1992 te kunnen uitgaan van het ww. dodderen 'slaperig zijn'. Dit past niet goed bij de betekenis 'uit het nest gevallen zijn', en zelfs niet bij jonge vogels in het algemeen, die nl. frequent luid om voedsel schreeuwen. Het voorvoegsel kaheeft pejoratieve betekenis (vgl. sub Kadoremus), maar dit geldt uitsluitend voor het zuidN [Weijnen 1996], waardoor het in de hollandse en friese woorden moeilijk te verklaren is. Nemen we echter aan dat de vorming van Kadodder in het zuidN heeft plaatsgevonden, dan zou het op analoge wijze als Kadoremus ← en Kaduintje ← gegaan kunnen zijn; Kadodder zou dan ontstaan zijn uit *kodde(r). Dat dit woord in relatie te brengen is met (kleine) vogels, bewijst de naam Koddenaar 'Kneu' [NV 1789]; ook Keuter 'Winterkoning' [WVD 1996] zou verwant kunnen zijn (vgl. keu <mnlcoodde 'jong Varken').

NEW verwijst naar Bouman (1951; Tijdschr. voor Nederl. Taalen Letterkunde), die wil uitgaan van het woord dodde, zoals we zien in Lisdodde (Typha) en Doddegras (vgl. sub Dodaars). Indien dodde ='dons' (vgl. sub Dodaars), dan zou dit goed op jonge vogels kunnen passen, al is dit dons doorgaans zo dun dat men net zo goed ook van kaalheid kan spreken. Indien het element 'kale' letterlijk moet worden opgevat en dodder = dons, dan is de benaming Kale Kadodder een contradictio in terminis. Ook als dodde ='dot, pluk', dan geldt hetzelfde (pluk ="hoeveelheid haren of veren in één greep bemachtigd"; dot =‘kleine hoeveelheid donzige, wollige of vezelige stof', hoewel dan ook de betekenis 'bolrond' (als een kluwen wol) mee kan spelen.

Daarom zou het kunnen (omdat dodde =‘dons' tot de mogelijkheden behoort) dat het element kale oorspronkelijk anders geïnterpreteerd moest worden. Het westfries Kalkedodder geeft mogelijk een aanwijzing dat de [a] kort uitgesproken bedoeld is, en dan zou men kunnen uitgaan van het ww. kallen 'babbelen', in oudere tijden mogelijk ook schreeuwen, roepen (VK: "KALLEN. sicamb. fris. holl. fland. ... vocari. [fland.] clamare"; oudnoords kalla 'luid schreeuwen'; E call 'roepen'; vgl. sub Kalle). Dit roepen of schreeuwen zou heel goed op jonge vogels kunnen slaan en bij uitstek ook op jonge Spreeuwen, die zoals bekend, erg luidruchtig hun ouders tot voederen aanzetten (minder goed slaat het op jonge Duiven). Misschien moet daarom Kale kadodder ontstaan gedacht worden uit *kallende dodder.

De overgang van de stemhebbende [dd] in dodder naar stemloze [tt] ziet men ook in mnl/N doder-bloemen >Dotterbloemen Caltha palustris, waarin doder <dodervan d’eye 'dooier' [VK], verwijzend naar de gele kleur van de bloemen.

< >