Gepubliceerd op 16-11-2020

Gors

betekenis & definitie

Algemene benaming voor een aantal Vinkachtige vogels, waarvan de Geelgors ←, mogelijk ook in etymologische zin, het 'prototype' is. Fries Goars; mnl (Geel)gorse, geelgurse [MH] en gars (oostelijk dialect).

Reeds bij de Keulenaar Albertus Magnus (1262-1280) komt de naam voor ("quam alij gursam, alij ameringam vocant"). In veel varianten zoals achterhoeks (Gelle) Guze, Geuze, Geus, Gies en Gees, limburgs Geelgeuts [WLD] en westfaals Gelegos, Gelgaseken is de r uitgevallen. oo naast aa in de laatste namen beschrijft Van Loey 1971 "in 't Gelderse en Kleefse vanaf de 14e eeuw: apen 'open', baven 'boven', bevalen 'bevolen', laven 'loven' engaetshus 'god(e)shuis'" (p.64).In sommige volksnamen treedt in plaats van de r een n op, zoals in Geelgens in Meeswijk (BL) en D Gelbgans en Galgensiken uit Rostock (D) bij Gesner 1555 [Suolahti]. Opmerkelijk, maar begrijpelijk, is het feit dat in een ss. met een eerste element 'geel' dit woord (immers een bekende kleur aanduidend), hoewel in spelling en klank variërend, door de naamgever wél steeds begrepen werd, terwijl dat met het element 'gors' niét het geval was (bij '-gans'zal men bijv., hoewel het onzinnig is, aan de watervogel Gans gedacht hebben). Het woord 'Gors' (het element '-gors') werd dus door de gebruikers op enig moment niet meer in zijn oerbetekenis begrepen, en dat is zeker heden ook het geval, nu men over de etymologie zeer in het ongewisse verkeert.

ETYMOLOGIE Gurse, een oude naam voor 'Gors', en Gors (via germ *gors-) zullen teruggaan op germ *gursa (metathese1 van de r valt niet te verwachten, omdat het woord ws. niet ingweoons van herkomst is; hiermee is ook de verspreiding van de Geelgors in grove trekken in overeenstemming); op een germ U of een secundair gerekte u (door invloed van de volgende r) wijzen ook achterhoeks Guurze en Guze (met uitval van de r). De thans gangbare opvatting [NEW; VT] dat Gors misschien/ws. een geluidsnabootsing2 3 is (uitgaande van mnl gerren, garren en/of D gurren 'kirren, brommen') heeft tegen zich dat een Gors (en zeker een Geelgors) een dergelijk snaterend, kakelend, krassend of kirrend geluid niet maakt. Een formeel probleem is bovendien de -s. ('Gonzen' zou een goede karakterisering van de Geelgorszang kunnen zijn; zie daarvoor sub Gruns).

De variante namen voor de vogel doen denken aan de woorden voor het gewas Gerst3 (<mnl ge(e)rst(e), garste, gorste; ~Egorse 'Gaspeldoorn' en Lat hordeum 'Gerst'; idg *ghrzd[NEW]). Voor Gerst reconstrueert men germ *gersta, maar de sonante r in de idg wortel kan klankwettig in het germ ook ur geven, waarmee germ *gurs(t)> *gors(t)de basis zou kunnen worden voor Gors.

De volksnamen Geelgerst [NV 1770] en elsassisch Gerstenvogel (Martin-Lienhart 18991907) zouden een aanwijzing kunnen zijn dat de naam van de vogel inderdaad samenhangt met de naam van de landbouwgewassen waarin hij zich thuisvoelt en waarvan hij de zaden eet (of gevoerd kreeg! zie sub Ortolaan —hordeum).

D Ammer4 'Gors' <mhd amer <ohd amero, amaro < *amarofogal, waarin amaro 'Amelkorn, Emmer, N Spelt Triticum spelta, een wat primitieve graansoort'; deze afleiding laat een opvallende structurele overeenkomst met de veronderstelde afleiding van Gors (<*gurs(t)fogal) zien, wat verder versterkt wordt door ook in het D een voorgevoegd element dat de kleur van de vogel aangeeft: Goldammer ( = Geelgors). Vgl. Gele Haverkneu en Gerstvogel.

1 Metathese van de r treedt wél op in gars 'Gras'. Dit had als gevolg dat dit woord identiek was aan oost-mnl gars 'Gors'. Franck 1892 heeft een poging gedaan beide etymologisch te verbinden, temeer daar ook de naam Grasmücke (via "curruca" bij Gesner 1555) met 'Gors'verbonden werd [Suolahtip.105].
2 De motivatie voor de F naam van de vogel berust wél op het geluid dat de vogel maakt: F Bruant (16e eeuw) <(tegenwoordig deelwoord) bruyant <ww. bruire 'ruisen, fluisteren, ritselen', evenals sommige vlaamse namen (zie sub Gruns). Ook hier is het woord voor'vogel', net als verondersteld in *amarofogal en *gerstvogel, kortheidshalve weggelaten: *oiseau bruyant >bruyant.
3 De associatie met Gierst (<oostelijk mnlherse <oudsaksisch/ohd hirsi, hirso) is ws. secundair, iets wat Suolahti óók voor D Gelgerst veronderstelt. Dit is zeker mogelijk (uitgaande van het feit dat men het woord voor 'Gors' niet meer begreep), maar het sluit tegelijkertijd een veel vroeger reëel verband met 'Gerst' niet uit.
4 De oude D vogelnamen Emmeritz en Embritz (<Ammer) gaven aanleiding tot de geslachtsnaam Emberiza en de voor de Gorzenfamilie geldende wetenschappelijke naam Emberizidae [Jobling 1991].

< >