Gepubliceerd op 16-11-2020

Franjepoot

betekenis & definitie

Algemene benaming voor drie soorten van kleine Steltlopers, die hun voedsel bijna steeds al zwemmend verkrijgen. Om goed te kunnen zwemmen hebben de Franjepoten enigszins gelobde vliezige randen langs de tenen.

Vanwege deze lobben dragen zij hun naam, die een vertaling is van de wetenschappelijke geslachtsnaam Phalaropus (bedacht door Brisson in 1760). Dit betekent nl. 'lob-tenig' (letterlijk: '(helm)knop-potig'; Grphalara (mv.) 'blinkende metalen knoppen op de helm'; pous ‘voet, poot') [CoomansdeRuiteretal. 19471].De Meerkoet1 Fulica atra heeft soortgelijke zwemvliezen; vandaar de wetenschappelijke naam fulicarius voor de Rosse Franjepoot en de door Houttuyn 1763 (p.245 en p.247) gebruikte naam Koet-Plevier voor de twee normaal in Europa voorkomende soorten. Houttuyn gebruikte de N naam Franjepoot nog niet. Pas in deel 5 van de NV (1829) staat de naam Breedbekkige Franjepoot (nu: Rosse Franjepoot). Behalve de Grauwe en de Rosse Franjepoot wordt in de Lage Landen zelden ook de uit Noord-Amerika afkomstige Grote Franjepoot ← gesignaleerd.

ETYMOLOGIE franje: <mnl fringe, frenge, frange, frenje <oudf fringe, frenge (>F frange) <volksLat *frimbia na metathesis <Lat fimbria.

Voor de etymologie van poot, zie aldaar.

1 De Meerkoet heet in het Gr: ©aAapig Phalaris (reeds een vogelnaam bij Aristoteles); deze naam is afgeleid van Gr phalós 'wit' (dit slaat bij de Meerkoet op de witte bles). Men kan zich echter afvragen of Brisson, de bedenker van de naam Phalaropus, ruim na de griekse Oudheid, wel aan de blinkend-witte helmknoppen gedacht heeft, en met zijn naam niet gewoon 'Meerkoetpotig' bedoeld heeft. [Coomans de Ruiter et al. 1947 p.114; Houttuyn 1763 p.245; Jobling 1991 p.180; Brown 1956 sub coot; Terres 1980 p.684]

< >