Gepubliceerd op 16-11-2020

Doverik

betekenis & definitie

Volksnaam voor het Bokje ← [Schlegel 1852: "in sommige streken van Noord-Brabant dooverikgenoemd"]. Bij Wegman 1765: "Kleine Poelsnep of Doofje." Deze vogel staat erom bekend dat hij zich bij het naderen van gevaar zeer lang drukt en pas op het allerlaatste ogenblik opvliegt.

Dit deed de naamgever vermoeden dat de vogel het gevaar niet hoorde aankomen, m.a.w. doof was. Mogelijk heeft daartoe nog bijgedragen dat deze soort óók nog 'stom' was, nl. bij het opvliegen geen geluid pleegt te geven, i.t.t. de verwante Watersnip, die dan "schrèk, schrèk" roept. Bovendien kent men h.t.l. het baltsgeluid van het Bokje niet (i.t.t. dat van de Watersnip). Een fries gezegde is: Sa dof as in snip ('zo doof als een Snip'), maar er is ook Sa dof as in ekster en Sa dof as in kwartel (N: Zo doof als een Kwartel).De mythe van de 'dove vogel' komt ook in de deense literatuur voor. Bij Syv c.1700 komt de vogelsoort "Taputen" voor (vgl. sub Tapuit), welke geduid wordt als Bosruiter of Oeverloper. Deze vogel zou, omdat hij zelf doof zou zijn, het gezelschap van de Kieviet houden, zodat deze hem kon 'waarschuwen' bij gevaar [Schioler 1925 p.40].

B&TS 1995 noemen de volgende varianten: Doofje (Reeuwijk), Doover (Limburg), Doverikje (Noord-Brabant, oost Zeeuws-Vlaanderen en Vlaanderen) en Düverik (Zeeuws-Vlaanderen). WVD 1996 noemen deels dezelfde namen; voorts Dover(tje) in Dudzele en Lokeren, Dovaard in Zingem en Meilegem en Dovende Snep in St.-Jans-Kappel. Doffer in Woumen wekt ten onrechte associaties met een Duif; Doverik staat bij Joos 1900 voor de Watersnip.

{Aangezien mnl doof, doove nog heel wat meer kon betekenen dan alléén maar 'doof' en de ouderdom van de vogelnaam Doverik niet precies bekend is, en ook gezien de vlaamse naam Dovende Snep, moet niet uitgesloten worden dat de namen in dit artikel oorspr. iets heel anders betekenden! Denkbaar is dat 'gevoelloze, duffe vogel' de bedoeling was, wat bij de natuur van het Bokje (ten onzent!) zou kunnen passen. Ook zou juist het tegengestelde, 'razende snip', het oorspr. beeld geweest kunnen zijn (vgl. D toben 'razen' en mnl doven 'krankzinnig zijn'); in dat geval heeft de naam ongetwijfeld niét op het Bokje, maar op de h.t.l. broedende Watersnip geslagen; de ‘blatende' baltsvlucht van deze joeg de mensen soms schrik aan!} Schwyzerdütsch Stümmeli 'Bokje' [S&vB 1892] is ws. afgeleid van D stumm 'stom'. F Bécassine sourde (sourd 'doof; verborgen, heimelijk'); provengaals Sourdet c.s.; catalaans Becadell sord; Sp Agachadiza Chica (Sp agacharse 'zich bukken, wegkruipen'; hacer la agachadiza 'wegkruipen'). It Frullino slaat ws. op de enigszins fladderende vlucht.

ETYMOLOGIE N doof 'niet kunnende horen' <mnl doof, doove, douf, doef 'gevoelloos; gek, dwaas; doof'; soortgelijke betekenisovergangen ook in andere talen. D taub <mhd/ohd toup; mnd dof; fries dof, doof <oudfries daf; E deaf <oudengels deaf; ijsl daufur, nynorsk dauv, noors/deens dov, zweeds döv <oudnoords daufr; gotisch daufs, daubs [Mackensen, resp. VT]. Klankwet nr.21 is van toepassing.

Germ *daub[KJE] <idg *dheubh-of dhubh(Klankwetten nr. 2 en 1).

Verwant zijn o.a. N Dovenetel (Lamium), N dof en duf, D toben 'razen', oudsaksisch dobon en oudengels dofian 'gekzijn', zweeds duven 'slaperig, slap, sloom; verlept; verschaald' <oudnoords dofinn 'slap'. Buiten het germ: Gr xu^Aóg typhlós 'blind, omneveld', Gr xü^og typhos 'damp, rook; beneveling, bedwelming' (>Ntyfus ‘zenuwzinkingkoorts', It tifosi ‘sportfanatici'), oudiers dub ‘zwart' (dat soms ook in verband gebracht wordt met N Duif ←).

< >