Emberiza caesia Cretzschmar 1826. Gors die op een Ortolaan ← lijkt, maar daarvan afwijkt door de bruine keel i.p.v. een gele zoals bij de Ortolaan.
De soort is broedvogel in Griekenland (wat in sloveens Balkanski Strnad tot uitdrukking komt), zuid-Turkije en Israel en komt maar uiterst zelden als dwaalgast naar West-Europa. Op 11 oktober 1859 werd in N een ♀ verzameld en gebalgd, welk echter pas in 1927 correct werd gedetermineerd [DB 18(4): 171,196; 1996]. De N naam wordt vermeld in NAE 1958.Lat caesia 'blauwgrijs' verwijst naar de kleur van de kop en de borstband. De oude D benaming wijst daar evenzo naar: Grauköpfiger Ammer [Schlegel 1844]; later werd dit vervangen door het wat verwarrende Grauer Ortolan [NAE 1958; Bibic 1995]; nu is het D Grauortolan [Jonsson 1992]. Omdat de soort afgezien van de grijze borstband verder fraai roestbruinrode onderdelen heeft, heet hij daarnaar in zweeds Rostsparv, deens Rustvxrling, noors Rustspurv en ijsl Hrjósturtittlingur. In de nieuw Gr naam komt ook de kleur in de naam voor: Xovöpo^uxpg o èpuOponwywv waarbij èpuOpó 'bloedrood' is en iwywv 'baard'.
E Cretzschmar’s Bunting is ter ere van de ontdekker.
Voor het element -keel, zie aldaar.