Gepubliceerd op 16-11-2020

Boerengors

betekenis & definitie

In Snouckaert 1908 gebezigde (alternatieve) naam voor de Bosgors, in Snouckaert ook Woudgors genoemd. Het is een correcte vertaling van de wetenschappelijke naam Emberiza rustica (vgl. onder Boerenzwaluw) en een mogelijk betere naam voor de vogel dan de namen Bosgors en Woudgors (?<D Waldammer), omdat deze soort niet zozeer een echte bosvogel (=voornamelijk in het bos levend) is, maar meer de bosranden en (moerassige) open plekken in het bos opzoekt.

ETYMOLOGIE N boer <mnl gheboer (naast 'landbouwer' ook 'plattelandsbewoner'; klankwettig zou het woord buur moeten luiden, maar de oe-klank heeft zich ws. gehandhaafd om het verschil met het begrip 'nabuur, buur(man)' (D Nachbar; E neighbour) te blijven maken. De betekenis van mnl gheboer (en mnl ghebuur) is 'samenwonend', dus 'medebewoner', 'dorpeling'. Van daar uit de differentiëring in 1. boer, landbouwer en 2. buurman.

< >