Gepubliceerd op 16-11-2020

Bloemputter

betekenis & definitie

Volksnaam voor de Putter ←, genoemd door vD 1970 (sub I Putter, homoniem 3) en bij Albarda 1897 genoemd in het register der (officiële) nederlandse namen (p.124; doch naast de officiële naam Distelvink).

De naam is bekend bij de (nazaten van) Vinkers in Vlaardingen [Ben van As], waar echter speciaal met de naam "Putters zonder witte toppen aan de slagpennen" worden bedoeld. Voor de motivatie van de naam zou men kunnen denken aan het bezoek aan de uitgebloeide bloemen van diverse soorten Distels of aan de opvallende gele kleur op de vleugels als van een (gele) bloem, maar B&TS 1995 vermelden dat men het element bloem(ook in de naam Bloemsijsje voor het Sijsje) moet zien als een 'kwaliteitsaanduiding' voor de zang van de tot kooivogel en handelswaar gedegradeerde stakkertjes.

ETYMOLOGIE Nbloem <mnlblöme (1ekw. 13e eeuw), bloeme (c.1265), blomme (c.1440) (met verkortingvan de klinker voor m) [VT]; fries blom <oudfries blöma; achterhoeks blome <oudsaksisch blömo; D Blume <mhd bluome <ohd bluoma, bluomo; deens blomme, zweeds blomma, noors blome, ijslands/feroers blömi <oudnoords blömi (>E bloom 'bloesem, bloei'); gotisch blöma.

Het znw. is door middel van een (idg) achtervoegsel, waarvan de -m een restant is, van een ww. bloeien (<germ *blo <idg *bhle) gevormd (zie hiervoor ook bij blad sub Bladkoning en bloed sub Bloedleeuwerik). Zulk gevormde znw.en zijn ook molm (bij ww. malen), helm (hoofddeksel) bij het ww. helen ^verbergen) en fries jolm, waarvoor zie sub Jolling.

< >