Ardea cinerea Linnaeus 1758. De bekendste, talrijkste en grootste der in N broedende Reigersoorten.
Uit in Brouwer 1953 vermelde bronnen blijkt dat "Reigers" al minstens sedert 1298 een belangrijke economische waarde vertegenwoordigden. In dat jaar hadden graaf Jan van Holland en bisschop Willem van Utrecht een geschil over het Reigerbos bij Bindelmeerbroek. Over de jaren 1358-1376 zijn opgaven verstrekt over de oogst, verkoop en schenkingen van Reigers uit het Goudse Bos bij Gouda (ZH). De daarbij genoemde 'Grauwe Reigers' (maar dan in de toenmalige spelling) zijn ongetwijfeld Blauwe Reigers (misschien met Purperreigers daaronder), wat onder meer ook blijkt uit het feit, dat 2 "quacke reigers" (=Kwakken, ←) 'even veel waard zijn' als 1 'Grauwe Reiger' [Ibelings 1996].Ter bescherming van de Reigerkolonies (tegen plundering door onbevoegden!) werden zogenaamde plakkaten uitgevaardigd (1502 en later), waarin stond welke vogels beschermd waren en wat de straffen waren tegen vergrijp. Vaak kwam daarop voor het 'vaste kwartet' "Reygeren, Quacken, Schollevaers en Lepelaers". Men onderscheidde eerder (in 1358) ook "Witte reighers" en/of "Witvogels" ← (mogelijk Zilverreigers dus) en misschien ook Ralreigers [Van Pelt Lechner 1919, geciteerd in Brouwer 1953; Poorter 1980; Ibelings 1996]. In die tijd werd geen onderscheid gemaakt tussen Blauwe Reiger en Purperreiger, waaruit men zou mogen opmaken, dat het verschil tussen deze beide niet bekend was of in ieder geval niet interessant. Zelfs Linnaeus, als groot natuuronderzoeker, beschreef de Purperreiger Ardea purpurea niet tegelijk met de Blauwe, maar pas acht jaar later in 1766. Misschien waren rond die latere tijd ook de gewone mensen zich bewust van het bestaan van twéé soorten grote Reigers in Nederland, die onderling voornamelijk in de kleur (purperrood versus blauwgrijs) van hun veren verschilden. Er is namelijk uit die tijd een oude N naam voor de Purperreiger: "Roode Reiger" of "Rosse Reiger" [C Nozeman in Watson 1761 p.223; geciteerd bij Martinet 1795 p.22], en het laat zich aanzien, dat toen de naam Blaauwe Reiger (Nozeman 1761; Houttuyn 1763 p.201) tegenover de Roode Reiger kwam te staan.
BENOEMNGSGESCHIEDENIS B&O 1822 gebruiken de naam "De blaauwe of aschgraauwe Reiger". Schlegel 1828 noemt hem "graauwe vischreiger" (p.263), maar in 1852 is het bij hem: DE BLAAUWE REIGER. Bij Albarda 1897 de naam van het lemma, zij het "reiger" met kleine letter (p.124). Calkoen 1903 noemt de soort kortweg Reiger.