Gepubliceerd op 16-11-2020

Alpengierzwaluw

betekenis & definitie

Apus melba (Linnaeus: Hirundo) 1758. Gierzwaluwsoort, die af en toe naar de Lage Landen afzakt, maar thuis hoort in de bergachtige streken (alpen) van Zuid-Europa.

Omdat de vogel extreem korte poten heeft (Lat apus 'pootloos'), is de 'biotoop' van de vogel het luchtruim, eventueel ook boven de bergweiden, maar niet de bergweiden ( = alpen, alpenweiden) zelf. Calkoen 1903 heeft Alpen-Gierzwaluw.Fries Alpengülswel ←. Ook in F, D, E en zweedse naam is er de verwijzing naar de 'alpen'. Houttuyn 1763 vermeldt als naam voor Linnaeus' 8e 'Zwaluw', "Hirundo Melba", Spaansche Gierzwaluw ("Men vindt ze in Spanje, inzonderheid aan de Straat van Gibraltar"). Schlegel 1858 noemt, zoals in deze uitgave gebruikelijk, geen N naam omdat de soort dan nog nooit in N vastgesteld is, maar wel "Cypselus melba ... bewoont het zuidelijk Europa tot op de Zwitsersche Alpen." Lat melba is misschien een speelse inkorting van melano-alba 'zwart-wit' [Eigenhuis & Swaab 1992, DB], hoewel de combinatie van Lat en Gr in één naam niet gebruikelijk is.

ETYMOLOGIE Alp en Alpen worden in een groot deel van Europa geassocieerd met het centraaleuropees gebergte met die naam, Lat hiervoor: Alpes. In vogelnamen moet Alpen echter ruimer opgevat worden. D Alp(e) <mhd albe 'bergweide'. Iers ealp 'heuvel'. De oorsprong van deze woorden is uit het keltisch [Weekley 1967] of uit een niet-idg taal [vDE 1993]; oorspr. betekenis: 'bergachtig, vol bergen'. Albion ( = Engeland, Schotland) en Alba (ierse naamvoor 'Schotland') stammen van ditzelfde woord (en mogelijk ook Albanië ?). Zie ook Gierzwaluw.

< >