Taptemelk - De vloeistof die overblijft, wanneer van de melk de room afgeschept of afgecentrifugeerd is, heet taptemelk. Taptemelk wordt ook wel afgeroomde of ondermelk genoemd, omdat het eertijds gewoonte was de melk in vlakke teilen op te laten roomen. Tegenwoordig wordt de room bijna overal afgecentrifugeerd. Het vetgehalte van taptemelk mag volgens het Melkbesluit niet hooger zijn dan 1 %, zoodat ongeveer 2/3 van het aanwezige melkvet aan de vloeistof onttrokken moet zijn.
Taptemelk mist natuurlijk een groot deel van het oorspronkelijke melkvet, toch bezit de vloeistof nog aanzienlijke voedingswaarde, omdat behalve de resten van het melkvet alle eiwitten, de melksuiker en de voedingszouten nog aanwezig zijn. Meestal wordt taptemelk aan de kalveren opgevoerd. Het gevaar bestaat, dat de boeren taptemelk aan buitengewoon vetrijke melk Zullen toevoegen. Om die reden, zijn wat betreft vervoer en aanduiding in het Melkbesluit verschillende maatregelen voorgeschreven, die er toe bij moeten dragen om de twee producten volle- en taptemelk, in het bedrijf en tijdens het transport streng uit elkander te houden.
Taptemelk, die voor de consumptie bestemd is, moet voldoen aan de eischen, die voor de gewone consumptiemelk gelden (behalve natuurlijk het vetgehalte dat niet meer dan 1 % mag bedragen). De verschillende melkpraeparaten, die met behulp van taptemelk bereid worden bijv. yoghurt, chocolademelk, moeten „taptemelkyoghurt”, resp. „chocoladetaptemelk” genoemd worden. Melk en taptemelk mogen niet tegelijkertijd op één voertuig vervoerd worden, tenzij de melk, vervoerd wordt in een gele (of geelkoperen) bus en de taptemelk in een bus gemerkt, met een donkerblauw geschilderden band van minstens 15 cm breedte.
De samenstelling van taptemelk is: vet 0,2 %, eiwit 3,2 %, melksuiker 4,5 %, voedingszouten 0,8 %. Het totaal aan vaste stoffen is dus 8,7 %, terwijl het product voor de rest uit water bestaat.