Konijn - Het konijn (Lepus cuniculus) is kleiner dan de haas, heeft kortere ooren, kortere achterpooten en veelal een geringer gewicht. Bij de wilde konijnen treft men allerlei kleurvariëteiten aan, die in verband staan met den bodem waarop de dieren leven. Het vleesch van het konijn is wit tot rosé en heeft evenals dat van den haas een Zoetachtigen smaak, door het bevatten van glycogeen (dierlijk zetmeel). Toch verschilt het aanmerkelijk van hazenvleesch.
Het onderscheid in kleur van het vleesch is zoo opvallend, dat verwisseling niet veel voor zal komen. Men kent nog een kruising tusschen haas en konijn, de zoogenaamde haas-konijnen of leporoïden. In smaak lijkt het vleesch veel op dat van den haas. Het mannelijk dier, de ram of rammelaar, is gewoonlijk forscher dan het vrouwelijk dier, het moerkonijn. Als gemiddelde samenstelling worden voor malsch konijnenvleesch de volgende waarden opgegeven: water 66 %, eiwit 21 %, vet 9,7 %, extractiefstoffen 0,7 %, voedingszouten 1 %.
Het vleesch van wilde hazen en konijnen wordt dikwijls doorregen met vet (gelardeerd).