(de, -len) vrijgezel
Hij beschrijft het milieu dat hij door en door kende, de kleurrijke dorpsgemeenschap met de onvermijdelijke sociale muzikanten, de kwezel met de dikke of lange tong, de boer-jonggezel, de doktervoorzitter van de fanfare en de popelende erfgenamen. - HN, 04-11-1999.