Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

Gepubliceerd op 26-08-2022

honderd

betekenis & definitie

- tien/twintig enz. ten honderd, tien/twintig enz. procent

Vijf mensen maken gebruik van hun recht om twee jaar verlof te nemen tegen tachtig ten honderd van hun wedde voorafgaand aan hun rustpensioen. - HN, 28-11-2002.

-honderd ten honderd, helemaal, in alle opzichten, voor honderd procent

‘De man leek nooit honderd ten honderd’, zegt een buur, die in hetzelfde gebouw als V. woont. ‘Hij prutste altijd aan het slot van zijn deur. Als je dan vroeg waarom, zei hij dat er altijd werd ingebroken. Nochtans had hij volgens mij niets. Ik geloof zelfs dat hij van het OCMW leefde.’ - GvA, 28-11-2002.

Voor Domo is de Tour al een succes na de zege van Virenque. En voor mij? Als ik een etappe win, is mijn Ronde honderd ten honderd geslaagd. - HN, 23-07-2002.

< >