Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

Gepubliceerd op 26-08-2022

fier

betekenis & definitie

(bn. & bw.) – fier zijn op, trots zijn op.

Ik ben zo fier geworden op mijn uiterlijk. Ik kijk weer graag in de spiegel. Vroeger durfde ik niet naar de winkel. Ik stuurde Jan om kleren, zo beschaamd was ik. - DS, 03-05-2002.

- zo fier als een gieter, zo trots als een pauw.

Met twee speelsters in de wereldtop-10 zijn de Belgen fier als een gieter. - DS, 23-01-2003.

< >