belgisch electro-technicus, vader van den electrischen grootmachinebouw, geb. 6 April 1826 te Jehay-Bodignée in de belgische provincie Luik, kwam omstreeks 1860 als modelmaker in betrekking bij de Compagnie L’Alliance te Parijs, toenmaals de eenige onderneming die zich speciaal op den bouw van groote machines ter opwekking van electrischen stroom voor verlichtingsdoeleinden toelegde; weldra begon hij in de hem geheel nieuwe processen bij de werking dezer machines zooveel belang te stellen, dat hij besloot zich geheel aan de electro-techniek te wijden, hoewel hij reeds de 40 jaar naderde en zoo goed als geene voorstudiën op dit gebied gemaakt had; in 1867 nam hij zijn eerste brevet voor verbeteringen aan magneetmachines en twee jaren later brevet voor zijn vermaarde ringmachine, het voorbeeld voor het overgroote meerendeel der hedendaagsche machines. G. ging bij zijn ringmachine van het denkbeeld uit, het anker van Siemens, waaraan vele nadeelen verbonden waren, te vervangen door een induceerende magneet, draaiende in een ringvormigen draadklos, en daardoor een gelijkgerichten stroom te verkrijgen; bij de uitwerking van dit denkbeeld kwam hij tot de constructie van een met draad omwikkelden ijzeren ring, die tusschen de polen van een vaststaande magneet ronddraait.
Ditzelfde denkbeeld was reeds tien jaren vroeger door Antonio Pacinotti, hoogleeraar te Pisa, uitgewerkt, welke geleerde tot precies dezelfde oplossing was gekomen. Pacinotti construeerde reeds in 1860 voor zijn natuurkundig kabinet een electrische motor met een ringvormig anker, dat niet zooals bij de toenmaals bekende constructies wisselende polen had, die dus beurtelings positief en negatief zijn, maar waarin de polen zich in tegengestelde richting van de beweging in den ring verplaatsen en dus in de ruimte op dezelfde plaats blijven; hoewel deze zijn uitvinding bekend maakte (Nuovo Cimento, dl. 19, 1864), bleef zij onopgemerkt. De prioriteit der uitvinding komt derhalve aan Pacinotti toe; voor de electrische industrie zal echter G., die trouwens geheel zelfstandig, zonder de uitvinding van Pacinotti te kennen, tot zijn ankerconstructie kwam en haar het eerst in de electro-techniek invoerde, de schepper der tegenwoordige dynamomaehine blijven. In 1877 construeerde G. nog voor de verlichting met Jablochkowkaarsen een ringwisselstroommachine, die in 1878 gedurende de Parijsche wereldtentoonstelling de overheerlijke verlichting van de Place de 1’Opéra voedde. G. overleed 20 Jan. 1901 te Bois-Colombes bij Parijs. In 1878 verwierf hij een „grand prix’ op de wereldtentoonstelling; later kende de fransche regeering hem een nationale belooning van 20.000 frs. toe, ook kreeg hij den Yolta-prijs van 50.000 frs. en buitendien verwierf hij tal van onderscheidingen.