andere naam van den bergieeuwerik, [i]Otocorys dlpestris.
[/i]
Zeeleliën
Crinoiden, Crinoidea, klasse der Stekelhuidigen (zie ald.), een in velerlei opzicht zeer opmerkelijke afdeeling. Vooreerst zijn de Z., hetzij gedurende hun geheele Hven of althans gedurende hun jeugd, vastzittende dieren. In de tweede plaats is hun houding juist de omgekeerde van die van andere Stekelhuidigen; de anti-ambulacrale rugzijde is nl., ook bij de tijdelijk vrij levende soorten, benedenwaarts, en daarentegen de ambulacrale buikzijde, waaraan zich de mond opent* bovenwaarts gekeerd. Met den zg. kelk, een uit regelmatig aaneengevoegde kalkplaatjes gevormd huidskelet, is het dier aan andere voorwerpen in de zee vastgehecht, hetzij blijvend, en dan nog al dan niet door tusschenkomst van een uit leden samengestelden steel, of tijdelijk, door middel van gelede ranken (cirri), die kransgewijs geplaatst zijn en den dienst van hecht organen doen. De bovenwaarts gerichte ambulacrale buik- of mondvlakte wordt, hetzij door een lederachtige huid of door kalkplaatjes overdekt. Daaraan bevindt zich de centrisch of excentrisch geplaatste mondopening, bij velen ook een afzonderlijke aarsopening. De klasse der Z. wordt verdeeld in 2 orden: de Anthoidea (zie ald.) en de Blastoidea (zie ald.).
