Gepubliceerd op 14-03-2021

Woningvraagstuk

betekenis & definitie

algemeene benaming voor de vraagstukken, welke betrekking hebben op de volkshuisvesting en de voorziening in de behoefte aan goede en goedkoope woningen. Overal, waar tot dusverre een onderzoek is ingesteld naar de woningtoestanden, is gebleken, dat voor een overgroot deel der bevolking de behuizing zeer slecht is.

Bij een zoodanig onderzoek wordt in den regel voornamelijk gelet op het aantal kamers dat een gezin tot woning strekt en op de bezetting der woningen (de sterkte van het gezin). Andere belangrijke factoren, die een beoordeeling van de heerschende woningtoestanden mogelijk maken, zijn de grootte der vertrekken, de aard der slaapplaatsen, de toevoer van licht en lucht, het al of niet aanwezig zijn van goed drink- en huishoudwater, stookplaatsen, afvoer van faecaliën en menagewater enz. Het eerste eenigszins omvangrijke overzicht der woningtoestanden in Nederland, is het Verslag van een onderzoek, ingesteld door het Kon. Instituut van Ingenieurs, en in 1854 verschenen. De schets, die in dit verslag van de behuizing van het grootste deel van het Nederl. volk gegeven werd, is allerbedroevendst genoemd. De commissie, die het onderzoek leidde, verklaart en staaft met bewijzen, dat geheele wijken van alle groote en kleine steden in ons land bestaan uit „holen vol rook en vuilnis, waar alles er op aangelegd schijnt, om het menschelijk leven op den dierlijken voet te houden en die bovendien nog verre achterstaan bij vele verblijven, voor dieren ingericht; holen, waar het der huisvrouw aan elk onmisbaar hulpmiddel ontbreekt om orde in hare omgeving te scheppen en te handhaven, waar zij zich gewennen moet aan ordeloosheid en onreinheid, waar geen gelegenheid bestaat om personen van verschillende sexe te scheiden en de onzedelijkheid daarom haar wieg vindt, en waar brandpunten ontstaan van ziekte; holen in één woord, die, slecht verlicht, onvolkomen tegen den invloed der atmosfeer beschut, op vochtige plaatsen in gangen en stegen gelegen, zonder aanvoer van overvloedig water, en zonder afvoer van zelfs ie meest afzichtelijke onreinheid, onuitputtelijke bronnen zijn van verderf en de verstandeijke en zedelijke ontwikkeling van een zeer gewichtige klasse der maatschappij belemmeren m tegenhouden.” Sinds dien tijd zijn de toestanden in dit opzicht nog weinig of niets verbeterd.

De woning-ellende is ongeveer even 'root gebleven. Blijkens de officieele woning- en bewoningstatistiek van 31 Dec. 1899, in 1903 door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerd, woont bijna V4 der bevolking van Nederland in woningen bestaande uit 1 vertrek (zonder zolder, alcoof, keukentje of iets van dien aard); in het geheel zijn er ruim 300.000 zulke 1-kamerwoningen, en in ongeveer 100.000 daarvan huizen vijf of meer personen. 20 pCt. van de 2-kamerrw. bergen 7 of meer personen. Stelt men een 3-kamertw. (woonkamer, keukentje en af geschoten slaapplaats) als minimum-eisch voor een gezin, dan blijven in Nederland 59 pCt. van het totaal aantal woningen beneden dat minimum; en noemt men een 1-kamerw. overbevolkt als er meer dan 3, een 2-kamerw. als er meer dan 6, en een 3-kamerw. als er meer dan 9 personen verblijf houden (wel de laagste eischen, die gesteld kunnen worden), dan zijn hier te lande 224.977 woningen, of 20½ pOt. van het totaal aantal, overbevolkt.Hieronder volgen eenige cijfers uit bovenbedoelde woningstatistiek.

In geheel Nederland (1899: 4.939.229 inw., 1.008.736 woningen) wonen in woningen met 3 of minder vertrekken 3.601.388 personen (73 pCt. der bevolking) in 1.550.796 vertrekken (onder woning te verstaan de geheele behuizing van een gezin en onder vertrek of kamer elke afzonderlijke ruimte in die woning, dus ook keukentjes, alcoven, zij- en zolderkamers, kelders enz.).

Ons land heeft: 1-kamerwoningen (woningen bestaande uit niets dan een enkel vertrek) 307.937, daarvan bewoond: 15 pCt. door 1 p., 19 door 2 p., 17 door 3 p., 15 door 4 p., 34 door 5 of meer p.; 2-kamerwoningen (woningen met 2 vertrekken, hetzij woonkamer en slaapalcoof, of woonkamer en keukentje, enz.) 334.355, daarvan bewoond: 2372 pCt. door 1—2 p., 32 door 3—4 p., de rest door 5—12 of meer p.; 3-kamerwoningen (woningen met 3 vertrekken, bijv. woonkamer met keukentje en slaapalcoof, of woonkamer met slaapalcoof en zolderkamer) 191.383, daarvan bewoond: 3372 pCt. door 1—3 p., 4272 door 4-6 p., 1972 door 7—9 P-, 472 door 10—18 of meer p.; over het geheele land gerekend is de gemiddelde bezetting der 1-k.: 3,80; 2-k.: 2,24; 3-k.: 1,62 personen per vertrek. Nederland heeft onder zijn bevolking in het geheel 1.172.014 1-kamerbewoners, 1.497.353 2-kamerbewoners, 932.021 3-kamerbewoners en 1.337.841 veelkamerbewoners (dat is 2372» 3072> 19 en 27 pCt). Percentage der 1-, 2-, 3- en veelkamerwoningen: 2872? 3072, 1772 'en 2372 pCt. van het totaal aantal woningen.

In Zuid-Holland (1.116.414 inw., 250.002 woningen) wonen in woningen met 3 of minder vertrekken 806.570 personen in 360.198 vertrekken; er zijn 61.114 1-kamerw. en 20 pCt. daarvan wordt bewoond door 1 persoon, 21 door 2 p., 1572 door 3 p., 1272 door 4 p., 31 door 5 of meer p.; verder 84.175 2-kamerw., daarvan bewoond: 2572 pCt. door 1 of 2 p., 31 door 3—4 p., de rest door 5—12 of meer p.; 3-kamerw.: 43.578, daarvan bewoond: 36 pCt. door 1—3 p., 40 door 4—6 p., 24 door 7—18 of meer p. De gemiddelde bezetting der 1-k.: 3,62; 2-k.: 2,23; 3-k.: 1,60 p. per vertrek. Deze prov. heeft 221.003 1-kamerbewoners, 375,923 2-kamerbewoners, 209,644 3-kamerbewoners en 309.844 veelkamerbewoners (dat is 20, 3372, 19 en 27i/2 pCt. der geheele bevolking). Percentage der 1-, 2-, 3- en veelkamerwoningen: 24½, 33½ , 17½ en 24½ pCt

In Zeeland (214.191 inw., 46.918 woningen) wonen in woningen met 3 of minder vertrekken: 169.402 p. in 68.035 vertrekken; er zijn hier 16.240 1-kamerw., daarvan bewoond: 13½ pCt. door 1 p., 20 door 2 p., 18½ door 3 p., 15 door 4 p., 32½ door 5 of meer p.; 2-kamerw.: 15.723, daarvan bewoond: 21½ pct. door 1—2 p., 33 door 3—4 p., de rest door 5—12 of meer p.; 3-kamerw.: 6.783, daarvan bewoond: 3372 pCt. door 1—3 p., 41 door 4—6 p., 2672 door 7—18 of meer p.; gemiddelde bezetting der 1-k.: 3,83; 2-k.: 2,32; 3-k.: 1,68 personen per vertrek. Zeeland telt 62.123 1-kamerbewoners, 72.932 2-kamerbewoners, 34.347 3-kamerbewoners, 44.789 veelkamerbewoners (dat is 29, 34, 16 en 21 pCt.). Percentage der 1-, 2-, 3- en veelkamerwoningen: 34x/2, 3372? 1472 en 1772 pC't.

In Noord-Holland (942.221 inw., 218.798 woningen) wonen in woningen met 3 vertrekken of minder 656.281 p. in 323.843 vertrekken; er zijn: 1-kamerw.: 46.340, daarvan bewoond: 2372 pCt. door 1 p., 22 door 2 p., 16 door 3 p., 1272 door 4 p., 3872 door 5 of meer p.; 2-kamerw.: 67.752, daarvan bewoond: 28 pCt. door 1—2 p., 33 door 3—4 p., de rest door 5—12 of meer p.; 3-kamerw.: 47.333, daarvan bewoond: 38½ pCt. door 1—3 p., 42 door 4—6 p., 1972 door 7—18 of meer p.; gemiddelde bezetting der 1-k.: 3,33; 2-k.: 2,11; 3-k.: 1,52 .personen per vertrek. Deze prov. telt 154.447 1-kamerbewoners, 286.104 2- kamerbewoners, 215.730 3-kamerbewoners, 285.940 veelkamerbewoners (dat is 16½, 3072? 23 en 30 pCt.). Percentage der 1-, 2-, 3- en veelkamerwoningen: 21, 31, 2172 en 2672 P^t.

In Utrecht (244.095 inw., 54.000 woningen) wonen in woningen met 3 of minder vertrekken: 166.435 personen in 77.618 vertrekken; er zijn: 1-kamerw.: 10.522, daarvan bewoond: 1972 pCt. door 1 p., 2072 door 2 p., 16 door 3 p., 13 door 4 p., 31 door 5 of meer p.; 2-kamerw.: 18.800, daarvan bewoond: 28 pCt. door 1—2 p., 31 door 3—4 p., de rest door 5—12 of meer p.; 3-kamerw.: 9.832, daarvan bewoond: 33 pCt. door 1—3 p., 41 door 4—6 p., 2 door 7—18 of meer p.; gemiddelde bezetting der 1-k.: 3,61; 2-k.: 2,13; 3-k.: 1,64 personen per vertrek. Utrecht heeft 37.997 1-kamerbewoners, 80.018 2-kamerbewoners, 48.420 3-kamerbewoners, 77.660 veelkamerbewoners (dat is 15½, 32½, 20 en 31 pCt.). Percentage der 1-, 2-, 3- en veelkamerwoningen: 1972, 35, 18 en 2772 pCt.

In Noord-Brabant (530.177 inw., 112.581 woningen) wonen in woningen met 3 of minder vertrekken, 373.325 personen in 172.655 vertrekken; er zijn: 1-kamerw.: 19.945, daarvan bewoond: 1572 pCt. door lp., 20½ door 2p., 17½ door 3 p., IS1/* door 4 p., 33 door 5 of meerp.; 2-kamerw.: 28.249, daarvan bew.: 22½ pCt. door 1—2 p., 33½ door 3—4 p., de rest door 5—12 of meer p.; 3-kamerw.: 25.404, daarvan bewoond: 29 ½ pCt. door 1—3 p., 4472 door 4—6 p., 26 door 7—18 of meer p.; gemiddelde bezetting der 1-k.: 3,76; 2.-k.: 2,22; 3-k.: 1,68 personen per vertrek. De provincie heeft onder haar bevolking 75.086 1-kamerbewoners, 170.041 2-kamerbewoners, 128.198 3-kamerbewoners en 156.852 veelkamerbewoners (dat is 14,32, 24½ en 29x/2 percent). Percentage der 1-, 2-, 3- en veelkamerwoningen: 17½, 34, 2272 en 26 pCt.

In Gelderland (550.595 inw., 114.254 woningen) wonen in woningen met 3 of minder i vertrekken, 393.997 personen in 163.730 j vertrekken; er zijn hier: 1.-kamerwoningen: 26.969, daarvan bewoond: 13 pCt. door 1 p., j 16 door 2 p., 17 door 3 p., 15 door 4 p., j 39 door 5 of meer p.; 2-kamerw.: 37.593, daarvan bewoond: 18½ pCt. door 1—2 p., 3172 door 3—4 p., de rest door 5—12 of meer | p.; 3-kamerw.: 20.528, daarvan bewoond: 28 | pCt. door 1—3 p., 45 door 4—6 p., 27 door ! 7—18 of meer p.; gemiddelde bezetting der 1-k.: 4,07; 2-k.: 2,38; 3-k.: 1,71 personen per vertrek. Gelderland heeft in het geheel 109.718 1-kamerbewoners, 178.705 2-kamerbewoners, 105.574 3-kamerbewoners en 156.958 veelkamerbewoners (dat is: 20, 32½, 19 en 28½ pCt.). Percentage der 1-, 2-, 3- en veelkamerwoningen: 23½, 33, 18 en 25½ pCt.

In Limburg (267.149 inw., 54.511 woningen) wonen in woningen met 3 vertrekken of minder 117.692 personen in 63.786 vertrekken; er zijn: 1-kamerw. 4313, daarvan bewoond: 36 pCt. door 1 p., 20½ door 2 p., 13 door 3 p., ll½ door 4 p., 19 door 5 of meer p.; 2-kamerw.: 11.855, daarvan bewoond: 29½ pCt. door 1—2 p., 32 door 3—4 p., de rest door 5—12 of meer p.; 3-kamerw.: 11.921, daarvan bewoond: 34 pCt. door 1—3 p., 44 door 4—6 p., 22 door 7—18 of meer p.; gemiddelde bezetting der 1-k.: 2,79; 2-k.: 2,06; 3-k.: 1,59 personen per vertrek. Limburg heeft 12.048 1-kamerbewoners, 48.718 1-kamerbewoners, 56.926 3-kamerbewoners en 149.457 veelkamerbewoners (dat is 4½, 18, 2172 en 56 pCt.). Percentage der 1-, 2-, 3- en veelkamerwoningen: 8, 2172, 22 en 4872 pCt.

In Friesland (324.787 inw., 76.886 woningen) wonen in woningen met 3 of minder vertrekken 294.828 personen in 100.285 vertrekken; er zijn: 1-kamerw. 48.237, daarvan bewoond: 9x/2 door 1 p., 20 door 2 p., 19 door 3 p., 18 door 4 p., 337a door 5 of meer p.; 2-kamerw. 15.977, daarvan bew.: 20pCt. door 1—2 p., 3472 door 3—4 p., de rest door 5—12 of meer p.; 3kamerw. 6698, daarvan bewoond: 31 pGt. door 1— 3 p., 4572 door 4—6 p., 2372 door 7—18 of meer p.; gemiddelde bezetting der 1-k.: 3,92; 2-k.: 2.24; 3-k.: 1.65 personen per vertrek. Friesland heeft 189.013 1-kamerbewoners, 72.752 2-kamerbewoners, 33.063 3-kamerbewoners en 29.959 veelkamerbewoners (dat is: 58, 2272, 10 en 872 pCt.). Percentage der 1-, 2- , 3- en veelkamerwoningen: 6272? 21, en 8 pCt.

In Overijsel (324.063 inw., 67.557 woningen) wonen in woningen met 3 of minder vertrekken 250.942 personen in 99.164 vertrekken; er zijn: 1-kamerwoningen 20.547, daarvan bewoond: IU/2 pGt. door 1 p., 15

< >