geb. te Deven
ter, 15 Juli 1812, ging als predikant naar Batavia, was, in 1848 naar Nederland teruggekeerd, eenigen tijd als kamerlid de leider der liberale koloniaalpolitiek, werd lid van den Raad van State, en overl. 10 Febr. 1879. Hij was mede-oprichter van het „Tijdschrift voor Nederl.-Indië”, en gaf in het licht: Harpe en psalter (verzameling christelijke liederen naar liet hoogduitsch van Spitta, 1837), Batavia (episode uit de geschiedenis van Neerl.-Indië, 1840), Beis over Java, Madura en Bali (2 dln. 1849), Parlementaire redevoeringen over koloniale belangen (3 dln., Zaltbommel 1850—59), Vit het Indisch leven (1865), Een blik op het leven van G. II. Beiz (Zaltbommel 1866).