(graaf) Russisch infanterie-generaal en staatsman, geb. 18 Nov. 1790 te St.-Petersburg, overl. aldaar 20 Maart 1884. Als officier bij het Lithausche regiment garde-infanterie nam hij deel aan verschillende veldtochten (1812, 1813, 1814); in 1817 werd hij adjudant van den toenmaligen grootvorst Nieolaas, en toen deze laatste den Russischen troon had bestegen, vleugeladjudant; als majoor-generaal maakte hij in 1828 de Turksche campagne mede, nam daarna eenigen tijd den post van directeur der oorlogs-kanselarij waar, werd in 1833 tot luitenant-generaal bevorderd, en was van 1842 —52 directeur-generaal van het postwezen; in 1843 werd hij generaal der infanterie, in 1847 tot graaf verheven, in 1852 benoemd tot minister van het keizerlijk huis.
Door Czaar Nieolaas ten zeerste bij Alexander II aanbevolen, genoot hij ook bij dezen een onbepaald vertrouwen. In 1870 legde hij zijn meeste waardigheden neder. Hij stierf blind.Van zijn zonen was de oudste, Alexander (geb. 13 (1) Mei 1818, overl. 4 Oct. (22 Sept.) 1888, te Munchen), generaal bij de infanterie; hij werd in 1870 benoemd tot opvolger zijns vaders in de waardigheid van minister van het keizerlijk huis; Alexander genoot in hooge mate de vriendschap en het vertrouwen van Czaar Alexander II; in 1881 legde hij zijne ambten neder.
Zijn tweede zoon, Nicolaas (overl. 1892) werd in 1866 benoemd tot gouverneur van Finland, na militair-gevolmachtigde van Rusland te Berlijn te zijn geweest; hij legde zijn bedieningen neder bij de troonsbestijging van czaar Alexander III.
Een zuster van graaf Adlerberg, geb. 1796, overl. 1864, was groot-kamerdame van czaritsa Alexandra Feodorowwna.