geb. 1854 te Dordrecht, promoveerde 1882 te Leiden tot doctor in de rechtswetenschap, op proefschrift Historische kenschets van den privaatrechtelijken toestand der vrouw in ons Burg. Wetboek; werd in 1886 benoemd tot ambtenaar bij het gemeente-archief te Amsterdam, in 1887 tot commies, in 1892 tot adj.-archivaris en is sedert 1893 archivaris der gemeente Amsterdam.
Voornaamste werken: Briefen van Daniël Elsevier aan Nic. Heinsius (1675—79, vgl. het h.s. bewaard in de univ.-biblioth. te Utrecht, met aant., 1890), Het Amsterdamsch archief (historisch geschetst door Barth. Penn, „Eigen Haard”, 1893), Levensbericht van mr. N. de Roever (in de Ber. van de Mij. van Nederl. Lett., 1893), De herziene officieele voorstelling van het wapen van Amsterdam (historisch toegelicht, 1900), Levensbericht van A. I.
M. Brouwer Ancher (in de Ber. van de Mij. van Nederl. Lett., 1901).
