Gepubliceerd op 19-01-2021

William allan

betekenis & definitie

(Sir) Schotsch historie-schilder, geboren te Edinburg, 1782; reeds vroeg smaak voor de schilderkunst aan den dag leggende, werd hij als leerling opdeTeekenschool geplaatst, om opgeleid te worden voor rijtuigschilder. Onder zijne medeleerlingen bevonden zich David Wilkie en JohnBurnet en anderen, die later naam maakten.

Hij studeerde daarop aan de Koninklijke Academie te Londen, en begaf zich in 1805 naar St. Petersburg, waar zijn landgenoot, Alexander Crichton, keizerlijk huisarts, hem spoedig een betrekking als teekenonderwijzer verschafte. Gedurende zijn verblijf in de russische hoofdstad en op zijn uitstapjes naar verschillende deeien van het Russische rijk legde hij een rijke verzameling schetsen aan, sommige van welke hem de bouwstoffen voor zijn beste werken leverden. In 1814 keerde hij naar Edinburg terug en stelde kort daarop zijn „Circassische Gevangenen” ten toon, waarmee hij zijn reputatie als artist vestigde. De verkoop van zijn werken ging echter niet zoo gereedelijk als de algemeene erkenning hunner kunstwaarde. De aankoop van twee zijner schilderijen door groothertog Nicolaas, later keizer, bracht hem een weinig in de mode.

Omstreeks dezen tijd noodzaakte een oogontsteking hem zijn arbeid tijdelijk te staken; van deze gedwongen rust maakte hij gebruik om Italië, Turkije, Griekenland en Klein-Azië te bezoeken en hervatte teruggekeerd zijnde zijn arbeid met grooten ijver. In 1838, bij den dood van George Watson, werd hij gekozen tot president van de Koninklijke Schotsche Academie; in 1841 werd hij geridderd en bezocht hij Petersburg, waar hij van den czaar in opdracht kreeg een groote schilderij te vervaardigen over het onderwerp: „Czaar Peter de Groote zijn onderdanen den scheepsbouw leerende”, hetwelk hij in 1845 voltooide, en te Londen ter bezichtiging stelde; het is thans in het Winterpaleis te Petersburg. Gedurende eenigen tijd voor zijn dood was hij bezig aan een groote schilderij: „Bruce te Bannockburn”. Hij stierf 22 Febr. 1850 in zijn atelier, werwaarts zijn bed was verplaatst. Zijn groote verdienste als schilder bestond in zijn nauwkeurigheid, vernuftige compositie en kracht van dramatische voorstelling. Zijn voorliefde voor historische onderwerpen verschafte hem een hooge plaats in de geschiedenis der Schotsche kunst in het algemeen. Tot zijn voornaamste werken, waarvan vele door gravures algemeen bekend zijn geworden, worden gerekend: John Knox, koningin Maria Stuart vermanende (1823); Dood van den regent Moray (1825); Poolsche Ballingen (1834); De Slavenmarkt te Constantinopel (1837); Slag van Prestonpans.

< >