nederlandsch letterkundige, geb. 1859 te Amsterdam, was een der mede-oprichters van „De Nieuwe Gids”, schreef in de „Spectator”, „Nederland”, „Astrea”, het weekblad „De Amsterdammer”, vervaardigde met Albert Verweij onder den pseudoniem Guido Julia, om de onbevoegdheid der hollandsche literaire kritiek te bewijzen; bezorgde met Vosmaer een uitgaaf van de gedichten van Jacques Perk en kwam na een aantal penneschermutselingen met voormalige medestanders in de z.g. jonge letterkundige beweging alleen aan het hoofd van de „Nieuwe Gids” te staan. Ongeveer een achttal jaren geleden verliet hij Amsterdam metterwoon en vestigde zich te Bussum.
In 1900 huwde hij met Jeanne Reyneke van Stuwe, schrijfster van Judith en Hartstocht.K. is vooral bekend als dichter, hij schreef een zeer groot aantal sonetten, waaronder ook in de fransche en de duitsche taal, en andere lyrische gedichten van kleinen, omvang, alle van zeer subjectieven inhoud; enkele dramatische stukken: Rhodopis, Sappho, een episch fragment, Okeanos, een vertaling van Rostand’s Cyrano de Bergerac. Als criticus treedt hij op in de Literaire Kroniek van „De Nieuwe Gids”. Met Frederik van Eeden, Willem Paap, Albert Verweij, Lodewijk van Deyssel en Dirk Gorter was hij de stichter der school van 1880, als wier hoofd en meestbegaafde vertegenwoordiger op het gebied der dichtkunst hij thans door velen wordt beschouwd. (Zie verder Nederlandsche letteren.)