Nederl. zeevaarder, geb. te Hoorn, 1587, vooral bekend door zijn reis van 1618 met het schip Nieuw-Hoorn, waarmee hij in Dec. van genoemd jaar van Texel in zee stak; de bemanning was 206 koppen sterk; Indië was het doel der reis; na allerlei wederwaardigheden bevond het schip zich 19 Nov. 1619 in straat Soenda; genoemden dag brak aan boord brand uit; een deel der bemanning maakte zich van de sloepen meester en verliet het schip dat, toen het vuur de bergplaats van het buskruit bereikte, met 119 menschen in de lucht vloog. B. zelf redde zich met zekeren Harm van Kniphausen op een mast, en werd door de boot, die zich nog in de nabijheid schijnt bevonden te hebben, en waarin zich reeds een 70-tal personen bevonden, opgevischt; na een verschrikkelijken tocht bereikte men Sumatra; weinig later werden de tochtgenooten in straat Soenda door de Hollandsche vloot onder Frederik Houtman gevonden, opgenomen en naar Batavia gebracht.
Na eenige kleine reizen deed B. nog een merkwaardigen tocht naar China (1621), op welke hij het eiland Formosa in bezit nam en het fort Zeelandia bouwde. In 1624 te Batavia teruggekeerd kreeg hij vergunning naar Nederland terug te gaan; van de drie schepen die de reis onder zijn gezag aanvaardden, bereikte slechts datgene waarop hij zichzelf bevond, Nederland, op 15 Nov. 1625, ter reede van Texel. Verder zijn van hem geen bijzonderheden bekend. In 1647 gaf hij te Hoorn zijn Journal ofte gedenkwaardige beschrijving van de Oost-Indische Reijse in het licht.