Gepubliceerd op 28-02-2021

Wilhelmus occam

betekenis & definitie

engelsch wijsgeer van 3e orde der Franciscanen en beroemd voorstander van de nominalistische richting onder de scholastieken, geb. te Occam in het graafschap Surrey 1270, overleden te Munchen, was leerling aan de hoogeschool te Parijs van Dun Scotus en daarna leeraar aan deze inrichting. Hij behoorde tot de Franciscanen, die tegenover paus Joannes XXII volhielden, dat de stelling, dat Christus en zijne apostelen volstrekt niets bezeten hadden, een geloofspunt was, en verkondigde met Marsilius van Padua en Jan van Jaudun de stellingen, dat de paus het primaatschap in de kerk niet bezat en de keizerlijke waardigheid niet door den Paus doch door de keurvorsten werd verleend.

Toen hij daarna naar de partij van Bodewijk V den Beier overliep, deed de paus hem met andere Franciscanen in de ban (1328). In 1347 onderwierp hij zich. Van zijn werken gelden als de belangrijkste: Tractatus logicae in tres partes divisus; Dialogorum lïbri septem adversus haereticos; Super potestate summi pontificis quaestionum octo decisiones.

< >