noemde men in den eersten tijd van den tachtigj. oorlog die Geuzen (zie ald.), welke vooral ter zee of van uit zee deelnamen aan den strijd. De allereerste W. waren weinig meer dan gewone zeeroovers, die vriend noch vijand ontzagen.
Lodewijk van Nassau gaf 1 Juli 1568 aan twee hunner, Hendrik Thomasz. en Diederik van Sonoy, de eerste z.g. bestellingsbrieven, uit naam van zijn broeder, den prins van Oranje en als zoodanig regeerend vorst. Toen hierop het aantal W. zeer toenam, werd in 1569 Adriaan van Bergen, heer van Dolhain, door den prins tot admiraal over de vloot der W. benoemd. Daar echter de buitensporigheden, waaraan de W. zich schuldig maakten, niet ophielden, trok de prins in 1570 al de bestellingsbrieven in, vaardigde nieuwe uit en benoemde den heer van Lumbres in de plaats van Dolhain. Nadat alles op beteren voet ingericht en ook de krijgstucht beter geregeld was, hervatten de W. hun bedrijf, dat zich in den volgenden winter niet alleen door het behalen van buit, maar bij vernieuwing door allerlei buitensporigheden kenmerkte. In het voorjaar van 1572 kregen een veertigtal schepen der W., die te Dover lagen, tengevolge der bemoeiingen van het spaansche hof, van koningin Elisabeth bevel om de engelsche havens te verlaten. Lumey, graaf van der Mark, die er het bevel over voerde, stevende met 24 bodems, op een van welke zich Treslong bevond, de Noordzee in, om elders een schuilplaats te zoeken.
Zij werden door stormen naar de Maas gedreven, en op 1 April zeilden de kapiteins Adam van Haren en Marinus Brandt, gevolgd door anderen, de rivier op. Treslong liet door den veerman Jan Pietersz. Koppestok, die zich naar de vloot had begeven, om eens hoogte te nemen, Den Briel opeischen en kreeg deze stad nog denzelfden avond in handen. Deze toevallige verrassing werd de grondslag van de nederl. onafhankelijkheid. Vele steden, Veere, Vlissingen, Enkhuizen, Hoorn enz., volgden het voorbeeld van Den Briel. Sommige plaatsen wierpen het spaansche juk met behulp der W. af, die ook wel ongeroepen tusschenbeide kwamen, zooals te Zierikzee, te Dordrecht en te Rotterdam.
Die omkeer in Holland en Zeeland, waaraan de W. een zoo werkzaam deel hadden genomen, was ook oorzaak, dat zij zelven niet langer als ballingen behoefden om te zwerven. Op de eerste vrije statenvergadering te Dordrecht (Juni 1572), waar Marnix van St. Aldegonde als gevolmachtigde van den prins van Oranje verscheen, werd den prins van Oranje o. a. het verzoek gedaan, alle verleende bestellingsbrieven in te trekken, waaraan werd voldaan. Hiermede hielden de W. op als zoodanig te bestaan. Velen, die op de vloot gediend hadden, komen vervolgens in allerlei andere betrekkingen voor. Zij, die oorspronkelijk zeelieden waren, of te water bleven dienen, vormden de eerste kern van de zeemacht der republiek. De naam W. bleef nog langen tijd een eernaam, dien men aan de geharde en beproefde zeelieden gaf, welke vroeger op de Geuzenvloot gediend hadden.