Een tot gevangenisstraf veroordeelde kan, wanneer hij ¾ van zijn straftijd en tevens tenminste 3 jaren in de gevangenis heeft doorgebracht, voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld. Deze V. is ten allen tijde herroepbaar, ingeval de veroordeelde zich slecht gedraagt of in strijd handelt met de in zijn verlofpas uitgedrukte voorwaarden.
De gevangene, wiens invrijheidstelling is herroepen, kan niet opnieuw voorw. in vrijheid worden gesteld. De gev.straf wordt geacht geheel te zijn ondergaan, indien zonder herroeping de straftijd verstreken is. Artt. 15 v.v. W. v. S.
