Gepubliceerd op 14-03-2021

Volkstribunen

betekenis & definitie

Tribuni plebis, bij de Romeinen overheidspersonen, wier oorspronkelijke taak het was, de plebejers te beschermen tegen de verdrukking der patriciërs. De instelling van het ambt van volkstribuun werd den plebejers in 494 v.

Chr., na hun eerste uitwijking, toegestaan. Eerst waren er 2, vervolgens 5 V., welk getal in 457 v. Chr. tot 10 vermeerderd werd. Hoewel de ambtsbevoegdheid der tribunen in den beginne slechts onbeduidend was, gelukte het hun weldra haar uit te breiden en te versterken, bij welk streven de hun geschonken onschendbaarheid (bij de „leges sacratae” en „lex Icilia”) hun niet weinig te stade kwam. Het eenige recht dat zij aanvankelijk bezaten, was het „auxilium”, de bescherming hunner medeplebejers, later ook der patriciërs; het bepaalde zich in den beginne tot het recht om op te komen tegen maatregelen der overheden en van den senaat tegen afzonderlijke burgers (veto, intercedo, prohibeo). Deze bescherming kwam vooral te pas voor het gerecht, waar de tribunen konden tusschen beide komen bijvoorbeeld om onrecht te verhinderen of om eenen burger tegen te strenge uitvoering van de wTet in bescherming te nemen.

Hij die zulk een hulp verlangde, moest de tribunen inroepen (appellare), waarop deze bijeen kwamen, de zaak onderzochten en een besluit namen (decretum), waarbij zij het „auxilium” toestond en of weigerden. Uit dit recht van bescherming ontwikkelde zich weldra een algemeen recht van intercessie tegen alle maatregelen van bestuur en de handelingen der overheden (zooals tegen de consuls, censors enz. als zelfs tegen hun eigen ambtgenooten). Tegenover den senaat hadden de tribunen in het eerst volstrekt geen recht, doch tegelijk met de intercessie weerden zij bij de zittingen van dit lichaam toegelaten. In den beginne zaten zij bij de deur der curie, en terwijl zij van hier met hun auxilium dreigden, kregen zij allengs een algemeen recht van intercessie en weldra regelmatig zitting in de senaatsvergaderingen en zelfs de bevoegdheid om die bijeen te roepen en voorstellen te doen. Van groot gewacht was ook de bevoegdheid der V. om de „comitia tributa” bijeen te roepen en daarin voor te zitten. Hier hadden niet alleen de verkiezingen van verscheiden overheden plaats, maar ook werd er recht gesproken, over de belangrijkste aangelegenheden beraadslaagd en over de gewichtigste wetten gestemd (bijv. over de agrarische wetten, zie ald., over de verdeeling der provinciën, het opperbevel enz., zie Comitia).

Het recht om over personen, die weigerachtig waren boete te betalen, te beslissen en prehensio te bevelen (d. i. burgers en overheden in hechtenis te laten nemen) hebben de tribunen spoedig verkregen, en dikwijls misbruikt, doordat zij door bedreiging daarmede tot toegevendheid dwongen. Ook vaardigden de tribunen jaarlijks edicten uit, waarin zij waarschijnlijk opgaven, in welke gevallen zij hun auxilium zouden verleenen enz. Auspiciën mochten zij aanvankelijk volstrekt niet houden, later kregen zij hiertoe verlof, doch slechts tot minder plechtige auspiciën. De instelling der tribunen werkte oorspronkelijk zeer heilzaam om de macht der consuls, van den senaat en der patriciërs in evenwdcht te houden; doch toen de tribunen de gematigdheid uit het oog verloren en zich in lateren tijd dikwijls als onstuimige demagogen gedroegen, kwam de staat door hen in het grootste gevaar. Wettelijke beperkingen van de macht der tribunen baatten niet. Sulla hervormde de macht der tribunen in den geest der optimaten, door het recht van intercessie aanmerkelijk te beperken enz,, doch Pompejus gaf in 70 v.

Chr. aan het tribunaat al de vroegere rechten terug, en zoo bleef het tot aan de invoering der monarchie. Onder de keizers die zelven de „tribunicia potessas” hadden, verloren de V., hoewel zij nog bestonden, hunne beteekenis. Het recht om bijstand bij processen te verleenen bezaten zij nog, doch zeer verzwakt door de keizerlijke instantie. Zitting in den senaat en de intercessie was hun nog vergund, maar het recht om boeten op te leggen was zeer verminderd. Daarentegen werd hun de zorg opgedragen voor de Augustaliën onder Augustus en Tiberius.Het ambt van volkstribuun was slechts toegankelijk voor plebejers en vrijgeborenen, wat onder de keizers niet meer zoo streng werd in acht genomen. Er was geen vaste ouderdom voor bepaald, gewoonlijk was men eerst quaestor en aedilis plebeius geweest. De keuze der eerste tribunen had plaats op den heiligen berg; sedert de „lex Publilia” 471 v. Chr. gebeurde het in de comitia tributa, De dag van aanvaarding was 10 Dec. Bijzondere onderscheidingsteekenen hadden de tribunen niet.

< >